Deze uitspraak betreft het verzet van opposante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroep door de rechtbank op 8 november 2022. Opposante had een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat opposante het griffierecht niet had voldaan. Opposante heeft hiertegen verzet aangetekend, maar heeft niet verzocht om een zitting.
De rechtbank heeft in deze uitspraak beoordeeld of de eerdere beslissing terecht was. Volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank zonder zitting oordelen als er geen twijfel bestaat over de uitkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposante ten tijde van de uitspraak op 8 november 2022 het griffierecht nog niet had betaald. Opposante stelde dat zij dit griffierecht op 9 november 2022 had betaald, maar de rechtbank oordeelde dat dit te laat was en dat er geen geldige reden was voor de late betaling.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Wel zal het griffierecht dat te laat is betaald aan opposante worden teruggestort. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 december 2023 door mr. R. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier.