ECLI:NL:RBMNE:2023:7503

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/668
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor aanleg kavelpad in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft eiser op 10 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor de aanleg van een kavelpad op percelen in de gemeente De Bilt, ten behoeve van landbouwvoertuigen. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag op 7 januari 2022 geweigerd, omdat het kavelpad in strijd zou zijn met het bestemmingsplan ‘Buitengebied [.] 2012’. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft het bezwaar op 16 december 2022 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 19 juli 2023 uitspraak gedaan. Eiser betoogde dat het college had moeten overwegen of een omgevingsvergunning verleend kon worden door van het bestemmingsplan af te wijken. Eiser stelde dat het kavelpad niet significant zou bijdragen aan de aantasting van de landschappelijke waarden en dat het bestemmingsplan het gebruik van het kavelpad als ontsluitingspad voor de bestemming ‘Wonen’ toelaat. De rechtbank oordeelde echter dat het college terecht had geconcludeerd dat het kavelpad niet uitsluitend voor agrarische doeleinden zou worden gebruikt, en dat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van het bestemmingsplan.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] (gemeente [gemeente] ), eiser,

(gemachtigde: mr. J. Keur),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt(het college), verweerder,
(gemachtigde: R. de Boer).

Inleiding

1. Eiser heeft op 10 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor de aanleg van een kavelpad op de percelen met kadastrale aanduiding [plaats 1] , sectie [letter] , nummers [nummeraanduiding 1] en [nummeraanduiding 2] . Eiser wil via het kavelpad komen op de percelen met kadastrale aanduiding [plaats 1] , sectie [letter] , nummers per nummers [nummeraanduiding 3] en [nummeraanduiding 2] . De percelen liggen allen achter de [straat] [nummeraanduiding 4] tot en met [nummeraanduiding 5] in [plaats 2] , gemeente [gemeente] . In de aanvraag is vermeld dat het gaat om het aanleggen van een kavelpad ten behoeve van landbouwvoertuigen.
1.1.
Het college heeft met het primaire besluit van 7 januari 2022 de aanvraag om de omgevingsvergunning geweigerd, omdat deze in strijd is met het geldende bestemmingsplan ‘‘Buitengebied [.] 2012’’. Volgens het college valt redelijkerwijs aan te nemen dat het kavelpad niet zal worden aangewend ten behoeve van de doeleinden waarin de bestemming ‘‘Agrarisch met waarden – 2’’ voorziet. Het college vindt dat het kavelpad niet met het oog op gebruik ten behoeve van een agrarisch bedrijf met de daarbij behorende landbouwvoertuigen wordt aangelegd. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Het college heeft met de beslissing op bezwaar van 16 december 2022 (het bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard. Aan de beslissing op bezwaar ligt het advies van ‘‘De vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften gemeente De Bilt’’ ten grondslag.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft de beroepsgronden op 13 maart 2023 en 5 juni 2023 aangevuld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Ook is verschenen [A] .

Het geschil

2. Deze zaak gaat over het antwoord op de vraag of het college de aangevraagde omgevingsvergunning voor het aanleggen van een kavelpad terecht heeft geweigerd.
3. Eiser vindt van niet. Volgens eiser had het college moeten beoordelen of een omgevingsvergunning wel kon worden verleend door van het bestemmingsplan af te wijken. [1] Ook heeft het college volgens eiser gehandeld in strijd met de vergewisplicht en de plicht tot volledige heroverweging, omdat het college ten onrechte niet is ingegaan op de vraag of vergunningverlening zou leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden die het bestemmingsplan beoogt te beschermen. [2] Volgens eiser worden door het kavelpad de landschappelijke en natuurlandschappelijke waarden niet significant of onevenredig aangetast. Ook is het volgens eiser niet aannemelijk dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in nabijgelegen Natura 2000-gebieden verslechtert. Eiser heeft ook aangevoerd dat het aangevraagde kavelpad niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan uitdrukkelijk en zonder voorbehoud toelaat dat het aangevraagde kavelpad ook vrijelijk wordt gebruikt als ontsluitingspad ten behoeve van de bestemming ‘‘Wonen’’. [3]

Beoordeling door de rechtbank

4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Als redelijkerwijs valt aan te nemen dan een (bouw)werk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet, is er sprake van strijd met het bestemmingsplan. [4]
6. Volgens de aanvraag wordt het pad aangelegd ten behoeve van landbouwvoertuigen. In de toelichting op de aanvraag is vermeld dat het doel van de aanvraag is om met een landbouwvoertuig te komen van de [straat] op de kadastrale percelen [plaats 1] , sectie [letter] , [nummeraanduiding 3] en [nummeraanduiding 2] . Dit is om agrarische werkzaamheden op de percelen te verrichten en normaal onderhoud te plegen. Door de natte periodes verzakt een landbouwvoertuig snel in het land en een kavelpad moet dit voor de toekomst voorkomen.
7. Het college heeft gemotiveerd waarom redelijkerwijs valt aan te nemen dat het kavelpad uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. Volgens het college leiden de sierbestrating en de breedte van 1,6 meter van het kavelpad hetgeen te smal is voor een landbouwvoertuig tot de conclusie dat het pad niet is aangelegd ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Tijdens de zitting heeft het college ook gewezen op de aansluitingen van het kavelpad op de achtertuinen van de woningen die aan de [straat] [nummeraanduiding 4] tot en met [nummeraanduiding 5] zijn gelegen. Er zijn daardoor ook ontsluitingen naar de woningen gemaakt. De omstandigheid dat het mogelijk is om met een klein landbouwvoertuig over het pad te rijden, maakt dit niet anders. Ook uit de door eiser overgelegde gebruiksovereenkomst blijkt volgens het college niet dat het kavelpad is aangelegd ten dienste van het agrarisch bedrijf. Uit de gebruiksovereenkomst volgt alleen dat het perceel [plaats 1] [letter] [nummeraanduiding 2] in gebruik is gegeven. Het college heeft hierbij ook nog betrokken dat de desbetreffende percelen (deels) voor landbouwvoertuigen ook al op een andere manier worden ontsloten.
8. De rechtbank kan de toelichting van het college volgen. Omdat de rechtbank deze toelichting kan volgen, komt zij niet toe aan de beoordeling van de beroepsgrond over vergunningverlening ten aanzien van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik en de beroepsgronden ten aanzien van de kenmerken en waarden die het bestemmingsplan beoogt te beschermen.
9. De rechtbank overweegt dat de omgevingsvergunning voor het aanleggen van een kavelpad niet is aangevraagd ten behoeve van de bestemming ‘‘Wonen’’. Dit blijkt immers niet uit de aanvraag en de toelichting op de aanvraag. Tijdens de zitting is aangevoerd dat de aanvraag is aangevuld tijdens de bezwaarfase en ook ziet op de bestemming ‘‘Wonen’’. De rechtbank volgt dit standpunt niet omdat dit standpunt niet is onderbouwd met documenten waar dit uit blijkt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.11, tweede lid in combinatie met 2.1, eerste lid onder c van de Wabo.
2.Artikel 4.6, onder c van de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied [.] 2012.
3.Artikel 4.1, onder x van de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied [.] 2012.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2311.