Uitspraak
1.De procedure
2.De beoordeling
Waar de zaak over gaat
dingen heeft gezegd over de prostitutie in de woning die zij beter niet had kunnen zeggen”. Zij ontkent dus niet dat zij dit heeft gezegd tijdens het gesprek van 6 oktober 2022.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Stichting Omthuis, eisende partij, de gedaagde, vertegenwoordigd door een curator, gedagvaard voor de kantonrechter in Utrecht. De eis betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, omdat zij prostitutiewerk zou verrichten in de gehuurde woning. De procedure begon met een dagvaarding op 13 januari 2023, gevolgd door een schriftelijke reactie van de gedaagde op 22 maart 2023 en een mondelinge behandeling op 23 mei 2023. Tijdens deze behandeling zijn getuigen gehoord en heeft de kantonrechter een bewijsopdracht gegeven aan de eisende partij.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de gedaagde huurt sinds 25 juli 2018 een woning van Omthuis. In september 2022 ontving Omthuis meldingen van omwonenden over verdachte activiteiten rondom de woning van de gedaagde. Na een huisbezoek op 6 oktober 2022 heeft de gedaagde toegegeven prostitutiewerk te verrichten. De eisende partij stelt dat dit in strijd is met de Algemene Voorwaarden van de huurovereenkomst, die vereisen dat de woning overeenkomstig de woonbestemming wordt gebruikt.
De gedaagde ontkent echter dat zij prostitutiewerk verricht en beweert dat de bezoekers 'spannende dates' zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde prostitutiewerk heeft verricht, onder andere door getuigenverklaringen en een advertentie op een website. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in strijd heeft gehandeld met de huurovereenkomst, wat leidt tot een ernstige tekortkoming. Daarom heeft de kantonrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 30 dagen, evenals het betalen van de proceskosten.