ECLI:NL:RBMNE:2023:7541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10451396 \ AC EXPL 23-849
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en afwijzing van verweren

In deze civiele zaak heeft eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], [woonplaats], [eiser], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde] B.V., [vestigingsplaats], wegens onbetaalde facturen. Eiser heeft werkzaamheden verricht voor gedaagde en heeft vier facturen ter waarde van € 10.082,- niet betaald gekregen. Gedaagde heeft na inschakeling van een incassobureau nog € 360,- betaald, maar betwist de resterende vordering. De kantonrechter heeft op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan na een mondelinge behandeling op 13 juli 2023, waarbij gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de stelling dat de facturen niet kloppen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in verzuim is geraakt en dat het beroep op opschorting en verrekening niet slaagt. Eiser heeft recht op de gevorderde hoofdsom, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 11.209,61, vermeerderd met rente en kosten, en moet de proceskosten van € 1.165,14 vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10451396 \ AC EXPL 23-849 VL/58599
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Bill incasso B.V.,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. Ph.J.N. Aarnoudse.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 3 april 2023 gedagvaard voor de kantonrechter.
[A] , de directeur van [gedaagde] , heef tijdens de rolzitting van 19 april 2023 mondeling gereageerd. Bij brief van 15 mei 2023 is een mondelinge behandeling bepaald. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling, op 11 en 13 juli 2023, heeft [gedaagde] aanvullende producties in het geding gebracht. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 juli 2023 en hiervan is door de griffier aantekeningen gemaakt. Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar de zaak over gaat

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiser] werkzaamheden zou verrichten voor [gedaagde] en [gedaagde] hiervoor een vergoeding zou betalen. [eiser] heeft werkzaamheden verricht en facturen verzonden. Een deel van de facturen is betaald. Vier facturen van in totaal € 10.082,- zijn niet betaald. [gedaagde] , heeft hiervan, na het inschakelen van een incassobureau door [eiser] , nog € 360,- betaald (de laatste twee facturen).
2.2.
[eiser] vordert betaling van € 11.209,61 (bestaande uit de hoofdsom vermeerderd met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten en verminderd met de reeds betaalde € 360,-).
2.3.
[gedaagde] voert verweer en vraagt de kantonrechter om de vordering af te wijzen.
2.4.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] toewijzen. Dit wordt hieronder toegelicht.
De facturen kloppen
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat de facturen niet zouden kloppen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] na ontvangst van de facturen in juli 2022 daartegen heeft geprotesteerd. Bij de dagvaarding zitten wel twee e-mails van november 2022 van [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiser] waarin zij schrijft dat de facturen niet kloppen, maar niet waarom die facturen niet kloppen. Op de rolzitting van 19 april 2023 heeft [gedaagde] erkend dat zij € 10.082,00 aan [eiser] moest betalen, maar dat daarvan een deel al is betaald. Tijdens de mondelinge behandeling van 13 juli 2023 heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij niet kan controleren of de facturen kloppen, omdat de facturen geen specificatie bevatten.
2.6.
Omdat [gedaagde] de facturen zonder protest heeft behouden en niet onderbouwt wat er niet zou kloppen aan de facturen, gaat de kantonrechter ervan uit dat de facturen kloppen.
[gedaagde] heeft niet (deels) betaald
2.7.
[gedaagde] heeft gesteld dat zij al een bedrag van € 7.200,- heeft voldaan en heeft als onderbouwing daarvan een betaalbewijs van € 1.200,- overgelegd. [eiser] heeft betwist dat al een deel is betaald en heeft aangevoerd dat het rekeningnummer dat op het betalingsbewijs stond, niet van hem is. [gedaagde] verklaarde dat zij dit bedrag aan ‘een jongen die met [eiser] werkte’ had betaald.
2.8.
Die € 1.200,- is dus niet aan [eiser] betaald en [gedaagde] heeft de betaling van de overige € 6.000,- helemaal niet onderbouwd. Daarom is niet komen vast te staan dat [gedaagde] al een bedrag van € 7.200,- heeft voldaan aan [eiser] .
Het beroep op opschorting slaagt niet
2.9.
[gedaagde] stelt dat zij haar betalingsverplichting heeft opgeschort totdat [eiser] een door hem meegenomen steiger zou teruggeven. [eiser] heeft verklaard dat hij de steiger juist onder zich heeft gehouden omdat [gedaagde] niet betaalde.
2.10.
De vervaldata van de facturen is respectievelijk 11 en 23 augustus 2023, waarna [gedaagde] in verzuim is geraakt en zich niet meer op opschorting kon beroepen. [gedaagde] heeft niet gesteld dat [eiser] al daarvoor de steiger had meegenomen. Mocht [gedaagde] al een beroep op opschorting toekomen, dan oordeelt de kantonrechter dat dit beroep niet slaagt. Tijdens de mondelinge behandeling van 13 juli 2023 gaf [gedaagde] namelijk aan dat zij al een nieuwe steiger heeft gekocht voor € 800,-. Dit bedrag rechtvaardigt niet de opschorting van betaling van meer dan € 10.000,-.
Het beroep op verrekening slaagt niet
2.11.
Voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling van 13 juli 2023 heeft [gedaagde] een beroep gedaan op verrekening. [gedaagde] stelt dat, doordat [eiser] de steiger van het bouwterrein heeft meegenomen en niet terug wilde geven, zij schade heeft geleden. Deze schade wil zij verrekenen met de vordering van [eiser] .
2.12.
Artikel 6:136 BW bepaalt dat de rechter een vordering ondanks een beroep van de verweerder op verrekening kan toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. De kantonrechter is van oordeel dat dat in deze zaak zo is. Zowel het bestaan van de schade, als de gestelde onrechtmatige gedraging van [eiser] en het causaal verband staan nog niet vast, waardoor de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen.
2.13.
De vordering van [eiser] zal daarom worden toegewezen.
[gedaagde] moet de wettelijke handelsrente betalen
2.14.
[eiser] vordert de wettelijke handelsrente over de hoofdsom, tot aan de datum van de dagvaarding berekend op een bedrag van € 427,87. [gedaagde] heeft de facturen niet op tijd betaald en is daardoor in verzuim. De wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.15.
[eiser] vordert € 875,82 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Omdat voldoende is gesteld en gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding toekent, is de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar.
2.16.
Ook vordert [eiser] een bedrag van € 183,92 aan btw over de buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, omdat [eiser] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.17.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
1.165,14
Uitvoerbaar bij voorraad
2.18.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 11.209,61 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 10.082,- vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling en vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 427,87 aan verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 1.165,14, waarvan € 792,- aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.