In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2023, gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres, die geen bezwaar had gemaakt tegen een eerder verleende omzettingsvergunning, is ontvankelijk verklaard in haar beroep. De zaak betreft een omzettingsvergunning voor een woning aan [adres 1] in Utrecht, waar de eigenaar vijf kamers verhuurt. Het college had eerder een omzettingsvergunning verleend, maar deze werd herroepen en vervangen door een tijdelijke vergunning met voorwaarden. Eisers, waaronder de eigenaar en huurders, waren het niet eens met deze beslissing en stelden beroep in.
De rechtbank beoordeelt de ontvankelijkheid van eiseres [eiser 2], die geen bezwaar had gemaakt, maar redelijkerwijs niet kon worden verweten dat zij dit niet deed, aangezien zij op dat moment geen huurder was. De rechtbank concludeert dat het beroep van alle eisers ontvankelijk is en gaat over tot inhoudelijke beoordeling. De eisers stellen dat de omzettingsvergunning had moeten worden geweigerd vanwege een niet voldane leefbaarheidstoets. De rechtbank legt uit dat de leefbaarheidstoets zowel fysieke als algemene leefbaarheidseisen omvat. Het college had een ambtelijke commissie ingesteld om de aanvragen te beoordelen en had op basis van hun advies de vergunning verleend.
De rechtbank oordeelt dat het college de leefbaarheid in de wijk adequaat heeft gewogen en dat er geen sprake is van ongewenste clustervorming die de leefbaarheid onder druk zet. De rechtbank volgt de motivering van het college en concludeert dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigt dat de vergunninghouder de woning aan vijf personen mag blijven verhuren. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.