Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 22/5589. Eiser heeft op 4 december 2022 beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft eiser op 15 mei 2023 een aangetekende brief gestuurd waarin hij werd verzocht om binnen vier weken aan te geven waarom hij het niet eens was met het besluit. Deze brief is door eiser niet afgehaald en is geretourneerd aan de rechtbank. Vervolgens is de brief per gewone post aan eiser verzonden, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw aanvangt.
Eiser heeft niet tijdig gereageerd op de brief van de rechtbank, wat leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast heeft eiser geen kopie van de uitspraak op bezwaar ingediend, ondanks het verzoek van de rechtbank in de aangetekende brief. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen.
De rechtbank heeft besloten dat er geen proceskostenvergoeding zal plaatsvinden en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.