In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 20 december 2021. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen die was opgelegd in verband met het parkeren van zijn voertuig op 17 december 2021 in de gemeente Woerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen, omdat deze is gedaan namens de heffingsambtenaar van Coöperatie ParkeerService U.A. door een medewerker zonder naam of handtekening. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om deze uitspraak te doen, aangezien er geen aanwijzing was dat een functionaris van de Coöperatie ParkeerService U.A. als heffingsambtenaar was aangewezen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk gegrond verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald, moet vergoeden. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, omdat dit niet aan de orde was in deze zaak.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.