Op 13 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 23/3346. Deze uitspraak betreft een beroepschrift dat door eisers is ingediend op 16 mei 2023. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het griffierecht niet op tijd is betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 184,-. De rechtbank heeft op 31 augustus 2023 een aangetekende brief gestuurd naar eisers, waarin zij hen verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Deze brief is echter niet door eisers afgehaald en is geretourneerd aan de rechtbank. Vervolgens is de brief per gewone post verzonden, maar het griffierecht is niet tijdig ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen geldige reden hebben gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.
Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat eisers ook geen kopie van de beslissing op bezwaar hebben ingediend, terwijl hierom was gevraagd in een aangetekende brief van 22 september 2023. Hierdoor is het beroep ook om deze reden niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld en dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.