Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde mr. A. Hofman,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. A.W. Smidt.
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 februari 2023 met 9 producties;
- de conclusie van antwoord met 16 producties;
- de aanvullende productie 10 van [eiseres] ;
- de aanvullende producties 17 tot en met 20 van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 8 augustus 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.Het geschil en de beoordeling
Waar gaat deze zaak over?
Einde huurovereenkomst of gebruik
Bijgevoegd het aangepaste contract.
Zoals eerder besproken wil ik bij deze schriftelijk de huur op zeggen van het pand op de [adres] te [plaats] opzeggen.”). Naar het oordeel van de kantonrechter is door deze gemotiveerde betwisting niet komen vast te staan dat [gedaagde] uitvoering heeft gegeven aan de schriftelijke huurovereenkomst. [eiseres] heeft verder geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit een (stilzwijgende) aanvaarding van de schriftelijke huurovereenkomst – en daarmee de algemene bepalingen – door [gedaagde] kan worden afgeleid. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat partijen slechts mondeling een huurovereenkomst hebben gesloten.
Afzonderlijke handtekening(en) van huurder(s) voor de ontvangst van een eigen exemplaar van de ‘ALGEMENE BEPALINGEN (…)”. Onder die tekst is op de daarvoor bedoelde plek door [bedrijf 1] B.V. (ook) geen handtekening gezet. [eiseres] heeft verder geen stukken (bijvoorbeeld een email aan [bedrijf 1] B.V. of een verklaring van [C] ) ingediend waaruit blijkt dat zij de algemene bepalingen aan [bedrijf 1] B.V. ter hand heeft gesteld. Dat [C] door de huurovereenkomst tussen [eiseres] en [bedrijf 1] B.V. kennis had van de algemene bepalingen, is dan ook niet gebleken. Alleen daarom al gaat het beroep van [eiseres] op artikel 6:248 lid 1 BW niet op.