ECLI:NL:RBMNE:2023:7663

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
10704580 \ LC EXPL 23-2076
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor herinspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

In deze zaak vordert de Staat der Nederlanden betaling van kosten die zijn gemaakt voor een herinspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] c.s. De procedure begon met een dagvaarding op 16 augustus 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 24 december 2020 vond een inspectie plaats bij [gedaagde sub 1] c.s., waarbij overtredingen werden geconstateerd. De NVWA stelde dat de bedrijfsruimte onvoldoende schoon was en dat er niet werd gecontroleerd op het proces 'verhitten/terugkoelen'. Na een onvoldoende beoordeling van een digitale terugmelding door [gedaagde sub 1] c.s., werd op 17 februari 2021 een herinspectie uitgevoerd, waarvoor een factuur van € 161,56 werd gestuurd. Deze factuur werd door [gedaagde sub 1] c.s. onbetaald gelaten, wat leidde tot de vordering van de Staat tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de factuur terecht was opgelegd en dat [gedaagde sub 1] c.s. de kosten moest betalen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de Staat, en de vennoten van de vennootschap werden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schulden van de vennootschap.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak met zaaknummer: 10704580 \ LC EXPL 23-2076 D/51246 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te 's-Gravenhage,
eiser, hierna te noemen: de Staat,
gemachtigde: D.M. Boes (Flanderijn & Van Eck),
tegen
de vennootschap onder firma
1.
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
vertegenwoordigd door haar vennoot de heer [gedaagde sub 3] ,

2. [gedaagde sub 2] ,

vennoot van [gedaagde sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
vertegenwoordigd door de heer [gedaagde sub 3] ,

3. [gedaagde sub 3] ,

vennoot van [gedaagde sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verschenen in persoon,
gedaagden, hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 augustus 2023 met 4 producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties 5 tot en met 9;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. exploiteert een restaurant.
2.2.
Op 24 december 2020 heeft bij [gedaagde sub 1] een inspectie plaatsgevonden door een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: de NVWA).
2.3.
Tijdens de inspectie zijn overtredingen geconstateerd. Hierover schrijft de NVWA in een schriftelijke waarschuwing – voor zover van belang – het volgende:

Tijdens de inspectie is gebleken dat de bedrijfsruimte onvoldoende schoon was.
(…)
In de Hygiënecode voor de horeca staat het kritische proces (CCP) ‘verhitten/terugkoelen’ beschreven en hoe dit proces aantoonbaar beheerst moet worden.
U controleert niet op dit item. U beschikt daartoe niet over een voedsel thermometer.
Uit deze bevindingen en verklaringen bleek dat niet werd gehandeld zoals de voornoemde hygiënecode voorschrijft.”.
2.4.
In de bijlage bij de schriftelijke waarschuwing staat – voor zover van belang – het volgende:

Om de overtreding op te heffen, moet u maatregelen nemen. De inspecteur voert een herinspectie en/of herbemonstering uit, om te controleren of u afdoende corrigerende maatregelen heeft genomen. De NVWA is hiertoe verplicht op basis van Europese regelgeving.
Aan de herinspectie zijn kosten verbonden. Deze kosten brengt de NVWA u in rekening.
(…)
U kunt digitaal of schriftelijk reageren. (…)
Beoordeling van uw digitale of schriftelijke reactie
Na ontvangst van uw digitale of schriftelijke terugmelding, beoordeelt de NVWA-inspecteur uw reactie. Als uit de door u aangeleverde informatie blijkt dat de geconstateerde overtreding is opgeheven, dan beoordeelt de inspecteur de reactie als ‘voldoende’ en volgt er geen fysieke herinspectie. (…)
Als uit de door u aangeleverde informatie niet kan worden vastgesteld dat de geconstateerde overtreding is opgeheven, dan beoordeelt de inspecteur de reactie als ‘onvoldoende’ en volgt er een fysieke herinspectie.
De NVWA stuurt u dan twee facturen:
1 Een factuur voor de beoordeling van de door u ingestuurde informatie.
2 Een factuur voor de fysieke herinspectie.”.
2.5.
Op 4 januari 2021 heeft [gedaagde sub 1] c.s. een digitale terugmelding gedaan.
2.6.
Per brief van 5 januari 2021 schrijft de NVWA – voor zover van belang – het volgende aan [gedaagde sub 1] c.s.:

Uw reactie is als onvoldoende beoordeeld, omdat u niet bij alle overtredingen acties heeft beschreven.”.
2.7.
Op 17 februari 2021 heeft een herinspectie plaatsgevonden.
2.8.
Bij factuur van 26 februari 2021 heeft de NVWA een bedrag van € 161,56 voor de herinspectie bij [gedaagde sub 1] c.s. in rekening gebracht. [gedaagde sub 1] c.s. heeft deze factuur onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
De Staat vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling van € 219,74 (bestaande uit € 161,56 aan hoofdsom, € 9,78 aan wettelijke rente tot en met 15 augustus 2023 en € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 161,56 vanaf 16 augustus 2023 tot en met de dag van volledige betaling. Verder vordert de Staat veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde sub 1] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde sub 1] c.s. moet de factuur van € 161,56 met rente en buitengerechtelijke incassokosten aan de Staat betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Factuur voor de herinspectie
4.2.
De Staat legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de factuur van € 161,56 op grond van artikel 21 van de Warenwetregeling doorberekening kosten bij [gedaagde sub 1] c.s. in rekening heeft gebracht. Volgens de Staat moet [gedaagde sub 1] c.s. de factuur betalen.
4.3.
[gedaagde sub 1] c.s. voert aan dat er geen reden was voor een herinspectie. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. heeft zij niet om de herinspectie gevraagd, heeft zij foto’s gestuurd en was alles netjes en accepteert zij de door de inspecteur opgelegde verbeterpunten niet.
4.4.
Uit het verweer van [gedaagde sub 1] c.s. begrijpt de kantonrechter dat de kosten van € 161,56 volgens [gedaagde sub 1] c.s. ten onrechte bij haar in rekening zijn gebracht. Dit verweer kan [gedaagde sub 1] c.s. niet helpen. Uit de schriftelijke waarschuwing blijkt dat [gedaagde sub 1] c.s. bij de inspectie op 24 december 2020 controleerde op het proces ‘verhitten/terugkoelen’ en ook niet over een voedsel thermometer beschikte. Dat [gedaagde sub 1] c.s. het niet eens is met deze geconstateerde overtreding is zonder verdere toelichting niet voldoende. Om een herinspectie te voorkomen had [gedaagde sub 1] c.s. in de terugmelding van 4 januari 2021 duidelijk moeten maken welke maatregelen zij heeft getroffen om de overtreding op te heffen. Uit de door de Staat ingediende terugmelding blijkt dat [gedaagde sub 1] c.s. alleen is ingegaan op de andere overtreding, namelijk dat de bedrijfsruimte onvoldoende schoon was. De foto’s die [gedaagde sub 1] c.s. bij de terugmelding heeft bijgevoegd zien ook alleen op schoonmaakwerkzaamheden die zij heeft verricht. Dit heeft ertoe geleid dat de NVWA een herinspectie heeft uitgevoerd, zoals zij ook in de brief van 5 januari 2021 heeft aangekondigd. Op grond van artikel 21 lid 1 van de Warenwetregeling doorberekening kosten in samenhang met artikel 1:1 lid 4 van de Algemene Wet bestuursrecht mocht de Staat de kosten voor deze herinspectie door de NVWA aan [gedaagde sub 1] c.s. doorbelasten. De factuur van € 161,56 is dan ook terecht in rekening gebracht. [gedaagde sub 1] c.s. zal worden veroordeeld om deze factuur aan de Staat te betalen.
Wettelijke rente
4.5.
De Staat vordert wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. [gedaagde sub 1] c.s. is de wettelijke rente verschuldigd over de periode waarin zij met betaling van de factuur in verzuim is geweest. Volgens de Staat is [gedaagde sub 1] c.s. op 28 maart 2021 in verzuim geraakt. Ter onderbouwing stelt de Staat dat [gedaagde sub 1] c.s. per brief van 28 maart 2021 is gesommeerd om de factuur binnen veertien dagen te betalen en zij dat niet heeft gedaan. Het verzuim van [gedaagde sub 1] c.s. treedt echter pas in op de dag na het verstrijken van de betalingstermijn (in dit geval veertien dagen) in een aanmaning. De gevorderde wettelijke rente over de factuur zal dan ook slechts worden toegewezen vanaf 12 april 2021.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
De Staat vordert € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op
het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. Getoetst moet worden aan de eisen uit het rapport BGK-integraal. Naar het oordeel van de kantonrechter is aan die eisen voldaan. Het gevorderde bedrag van € 48,40 ziet namelijk op redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt. De hoogte van het bedrag is in overeenstemming met de tarieven in het Besluit die geacht worden redelijk te zijn. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40 daarom toewijzen.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde sub 1] c.s. moet de proceskosten (inclusief nakosten) van de Staat betalen, omdat [gedaagde sub 1] c.s. ongelijk heeft gekregen. Tot aan dit vonnis worden proceskosten van de Staat begroot op:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
78,00
(2 punten × tarief € 39,00)
- nakosten
19,50
Totaal
357,92
Hoofdelijke veroordeling
4.8.
De vennoten van een v.o.f. zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. Dat volgt uit artikel 18 van het Wetboek van Koophandel. Daarom worden alle veroordelingen hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk om aan de Staat te betalen:
I. € 161,56, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 12 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
II. € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 357,92, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde sub 1] c.s. ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.