In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 17 januari 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere van 10 februari 2022 ongegrond verklaard. De opposant ging in verzet, maar heeft geen verzoek ingediend om op een zitting te worden gehoord.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de opposant zijn bezwaarschrift niet tijdig had ingediend. De rechtbank heeft toen zonder zitting uitspraak gedaan, wat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is toegestaan als er geen twijfel bestaat over de uitkomst van de zaak. In het verzet moest de opposant nu uitleggen waarom hij het niet eens was met de eerdere uitspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant geen verzetsgronden heeft ingediend, ondanks dat hij op 25 september 2023 een aangetekende brief had ontvangen waarin hem werd verzocht om binnen twee weken zijn gronden aan te geven. Deze brief was retour gekomen omdat deze niet was afgehaald. De rechtbank heeft de brief vervolgens opnieuw verzonden, maar de opposant heeft alsnog geen gronden ingediend. De rechtbank concludeert dat het verzuim niet aan de opposant kan worden toegerekend, maar dat dit niet leidt tot ontvankelijkheid van het verzet.
Daarom heeft de rechtbank het verzet van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 17 januari 2023 in stand blijft. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze uitspraak.