ECLI:NL:RBMNE:2023:7682

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
22/1504
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen eerdere uitspraak inzake bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 17 januari 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere van 10 februari 2022 ongegrond verklaard. De opposant ging in verzet, maar heeft geen verzoek ingediend om op een zitting te worden gehoord.

De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de opposant zijn bezwaarschrift niet tijdig had ingediend. De rechtbank heeft toen zonder zitting uitspraak gedaan, wat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is toegestaan als er geen twijfel bestaat over de uitkomst van de zaak. In het verzet moest de opposant nu uitleggen waarom hij het niet eens was met de eerdere uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant geen verzetsgronden heeft ingediend, ondanks dat hij op 25 september 2023 een aangetekende brief had ontvangen waarin hem werd verzocht om binnen twee weken zijn gronden aan te geven. Deze brief was retour gekomen omdat deze niet was afgehaald. De rechtbank heeft de brief vervolgens opnieuw verzonden, maar de opposant heeft alsnog geen gronden ingediend. De rechtbank concludeert dat het verzuim niet aan de opposant kan worden toegerekend, maar dat dit niet leidt tot ontvankelijkheid van het verzet.

Daarom heeft de rechtbank het verzet van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 17 januari 2023 in stand blijft. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1504-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2023 op het verzet van

[opposant] , te [vestigingsplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van opposant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere (verweerder) van 10 februari 2022.
In de uitspraak van 17 januari 2023 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 17 januari 2023 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant zijn bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 17 januari 2023 niet juist was.
3. Opposant moet uitleggen waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank van 17 januari 2023. Dat worden ‘verzetsgronden’ genoemd. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 8:55, lid 2 van de Awb wordt hiernaar verwezen. Als dat niet gebeurt, is de hoofdregel dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom er geen verzetsgronden zijn genoemd. Het gaat dan om omstandigheden waar opposant niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft opposant op 25 september 2023 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat hij binnen twee weken moet aangeven waarom hij het niet eens is met de uitspraak van 17 januari 2023. Deze brief is retour gekomen met als reden dat het poststuk niet is afgehaald bij een postNL-punt. De rechtbank heeft de brief van 25 september 2023 vervolgens per normale postzending naar opposant gestuurd op 9 november 2023. Daarin is vermeld dat de in de brief genoemde termijn niet opnieuw aanvangt.
5. De rechtbank stelt vast dat opposant geen verzetsgronden heeft ingediend. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit verzuim opposant niet is toe te rekenen. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het verzet van opposant niet inhoudelijk zal worden behandeld en dat de uitspraak van de rechtbank van 17 januari 2023 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.