ECLI:NL:RBMNE:2023:7684

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
23/1638
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2023 uitspraak gedaan op het verzet van Stichting Meerkring Primair Onderwijs Amersfoort tegen een eerdere uitspraak van 7 juni 2023, waarin het beroep van de stichting niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de stichting het griffierecht niet op tijd had betaald, wat de reden was voor de niet-ontvankelijkheid. De stichting ging in verzet, maar vroeg niet om een zitting.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de stichting de griffierechtnota op 25 april 2023 aangetekend had verzonden, maar dat deze retour was gekomen omdat het poststuk niet was afgehaald bij PostNL. De rechtbank heeft onderzocht of de stichting in verzuim was en of de uitspraak van 7 juni 2023 terecht was. De rechtbank concludeerde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak en dat een zitting niet nodig was, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er wel degelijk een afhaalbericht was achtergelaten door PostNL, en dat de stichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet of onvolledig was geïnformeerd over het poststuk. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de griffierechtnota die per gewone post was verzonden, slechts ter kennisneming diende en dat de te late betaling niet verschoonbaar was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak in stand gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1638-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2023 op het verzet van

Stichting Meerkring Primair Onderwijs Amersfoort, te Amersfoort, opposante,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van opposante tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
In de uitspraak van 7 juni 2023 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 7 juni 2023 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante het griffierecht niet (op tijd) heeft betaald. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was. De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 7 juni 2023 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 7 juni 2023 niet juist omdat de niet-ontvankelijkheid achterwege had moeten blijven omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. De op 25 april 2023 aangetekende verzonden nota is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Op de envelop is een adres [adres 1] , [postcode 1] te Utrecht vermeld. Het adres van [bedrijf] ten tijde van de verzending is [adres 2] , [postcode 2] te [plaats 2] . Daarnaast ziet opposante op de gescande envelop die retour is binnengekomen bij de rechtbank, dat op de retour sticker als reden wordt gegeven dat de brief niet is afgehaald. Opposant stelt dat zij nooit een afhaalbericht heeft ontvangen. Verder verwijst opposante naar een uitspraak van de Hoge Raad [1] .
4. De rechtbank stelt vast dat de nota van 25 april 2023 aangetekend is verzonden bij brief van diezelfde dag. Volgens de Track&Trace van PostNL met barcode [barcodenummer] is het poststuk op 28 april 2023 om 13:18 uur aangeboden aan opposante. Ook is hierop vermeldt dat diezelfde dag de bezorging niet is gelukt en dat de zending klaar ligt bij een PostNL-punt. Opposante heeft het poststuk niet afgehaald. Op 14 mei 2023 is het poststuk retour gezonden aan de afzender. Als afzender van de retourzending staat het Landelijk Diensten Centrum Rechtspraak (LDCR) gevestigd aan de [adres 1] te [plaats 1] vermeld.
5. De verzetsgrond die opposante aanvoert dat dit laatste adres niet toebehoort aan opposante en dat het poststuk daarom onbestelbaar retour is gekomen, slaagt niet. Dit adres is namelijk later door PostNL op de envelop gezet als zijnde het retouradres. Dit is dus niet het adres waar PostNL het poststuk heeft aangeboden. Het LDCR heeft het poststuk retour ontvangen op 16 mei 2023 en deze doorgezonden aan de rechtbank. Op de geretourneerde poststuk is te zien dat de griffierechtnota aan het juiste adres is aangeboden, namelijk [adres 2] , [postcode 2] te [plaats 2] . Dit is het adres dat opposante ook in zijn verzetschrift van 18 juli 2023 heeft vermeld als zijn kantoor- en postadres vóór 5 juni 2023.
6. Verder stelt opposante dat zij nooit een afhaalbericht heeft ontvangen van PostNL. De rechtbank heeft een onderzoek gestart bij PostNL. Uit dit onderzoek is gebleken dat PostNL, anders dan opposante stelt, wél een afhaalbericht heeft achtergelaten. Zodra het bezorgen van een aangetekende poststuk niet lukt, scant de postbezorger de barcode van de aangetekende poststuk en de barcode dat op het afhaalbericht staat. Hieruit volgt een QR-code. Op dat moment wordt de QR-code in het systeem van PostNL gekoppeld aan de aangetekende verzending. In dit geval is de QR-code: [QR-codenummer] op 28 april 2023 om 13:18 uur gekoppeld aan de aangetekende postzending met barcode [barcodenummer] . Hieruit maakt de rechtbank op dat er een afhaalbericht is achtergelaten door PostNL. Dit is ook in de lijn van de algemene werkwijze van PostNL zoals omschreven op hun website.
7. Dit betekent dat opposante het poststuk niet heeft afgehaald bij het PostNL-punt. Dit dient voor haar rekening en risico te blijven. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat PostNL haar niet of onvolledig heeft geïnformeerd over het bewuste poststuk. Verder is de rechtbank van oordeel dat de uitspraak van de Hoge Raad waarnaar opposante verwijst geen soortgelijke situatie betreft, omdat anders dan in die zaak uit het Track&Trace van de PostNL kan worden opgemaakt dat er een bezorging van het poststuk heeft plaatsgevonden.
8. De per gewone post toegezonden griffierechtnota dient slechts ter kennisneming. Dat deze nota na de betaaltermijn is ontvangen, brengt niet mee dat de te late betaling verschoonbaar is.
9. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de griffier aan het LDCR de opdracht heeft gegeven om het te laat betaalde griffierecht terug te storten.
10. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 7 juni 2023 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Voetnoten

1.Uitspraak van 9 december 1998 (ECLI:NL:HR:1198:AA2265)