ECLI:NL:RBMNE:2023:789

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
10060839
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij lastgevingsovereenkomst en koopovereenkomst bij import van auto uit Duitsland

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de aansprakelijkheid bij de import van een auto uit Duitsland. [eiser] had [gedaagde] benaderd om hem te helpen bij de aankoop van een tweedehands BMW. [gedaagde] heeft de auto in eigen naam gekocht van een Duitse dealer, maar [eiser] heeft de koopprijs aan [gedaagde] betaald. Na de aankoop bleek de auto gebreken te vertonen, wat leidde tot een geschil over de vraag of er een koopovereenkomst of een lastgevingsovereenkomst was gesloten.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een lastgevingsovereenkomst, waarbij [gedaagde] in eigen naam en voor rekening van [eiser] handelde. Dit betekende dat [eiser] niet rechtstreeks [gedaagde] kon aanspreken voor gebreken aan de auto, omdat hij geen partij was bij de koopovereenkomst met de Duitse dealer. De primaire vorderingen van [eiser] werden afgewezen, evenals de subsidiaire vorderingen die gebaseerd waren op de veronderstelling dat er een koopovereenkomst was gesloten.

De rechter concludeerde dat [gedaagde] niet tekortgeschoten was in zijn verplichtingen als lasthebber, omdat hij de auto had gekocht zonder garantie, wat ook duidelijk was gemaakt door de dealer. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] werden begroot op € 660,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10060839 MC EXPL 22-4766 A/45353
Vonnis van 8 maart 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mrs. E.L. Abbink Spaink en L.C. Jordens,
tegen:
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 2] en zaakdoende te [plaats 1] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C. Hofmans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 29 juli 2022;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties, tevens wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] drijft een eenmanszaak onder de naam [handelsnaam] en houdt zich onder meer bezig met de import van auto’s uit het buitenland.
2.2.
Op 4 oktober 2021 heeft [eiser] [gedaagde] benaderd met het verzoek hem te helpen bij de aankoop en import van een tweedehands auto van het merk BMW type 530i. De auto had een kilometerstand van 140.000 km en een koopprijs van € 15.990,00. De auto stond te koop bij een Duitse dealer, te weten [onderneming] te [plaats 2] (hierna: [onderneming] ).
2.3.
Op 5 oktober 2021 heeft [gedaagde] via WhatsApp contact gezocht met [onderneming] met de mededeling de auto voor een eindklant te willen kopen. [onderneming] heeft daarop aangegeven de auto te willen verkopen, maar alleen aan [gedaagde] als handelaar. [onderneming] heeft ook aangegeven dat de garantie alleen in Duitsland geldt. [gedaagde] heeft daarop gereageerd dat dit akkoord is en zijn eindklant de auto graag wil.
2.4.
Op 5 oktober 2021 heeft [onderneming] ter zake de koop van de auto een document met het opschrift ‘Verbindliche Bestellung und Rechnung’ opgesteld (hierna: de factuur). Deze factuur is op naam van [gedaagde] gesteld. Op de factuur is een vakje aangekruist met daarachter de tekst: ‘Gewährleistungsausschluss (Händlergeschaft, Gewerbetreibende, Export)’ Vertaald betekent dit: ‘Garantie-uitsluiting (dealers, handelaren, export)’.
2.5.
Op 5 oktober 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van € 15.990,00 aan [onderneming] betaald.
2.6.
Op 5 en 6 oktober 2021 heeft [eiser] een bedrag van € 16.000,00 aan [gedaagde] betaald.
2.7.
De auto is vervolgens door een chauffeur bij [onderneming] opgehaald en naar Nederland gebracht. [gedaagde] heeft de auto vervolgens op naam van [eiser] gezet. Op 20 oktober 2021 heeft [gedaagde] de auto aan [eiser] afgeleverd.
2.8.
Bij factuur van 27 oktober 2021 heeft [gedaagde] de doorbelasting BPM, kosten RDW, kosten kentekenplaten, recyclingbijdrage en een ‘handling fee’ bij [eiser] in rekening gebracht. De totale kosten hiervan bedroegen € 1.740,00. De handling fee bedroeg € 342,70. [eiser] heeft deze kosten aan [gedaagde] betaald.
2.9.
Op 6 november 2021 stuurt [eiser] voor het eerst een bericht aan [gedaagde] waarin hij klaagt over een aantal gebreken in de auto. De auto verbruikt volgens hem veel olie, er is een bout afgebroken en er is een probleem met de kleppendeksel.
2.10.
Bij brief van 25 januari 2022 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor een aantal gebreken in de auto en is [gedaagde] gesommeerd om te bevestigen dat hij de aansprakelijkheid erkent, dat hij de herstelkosten zal voldoen en dat hij de auto zal laten herstellen. [gedaagde] heeft hier geen gevolg aan gegeven.
2.11.
Op 22 oktober 2022 heeft [eiser] de motor van de auto laten vervangen door een gereviseerde motor.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
I. te verklaren voor recht dat [eiser] en [gedaagde] een koopovereenkomst hebben gesloten;
II. te verklaren voor recht dat [gedaagde] uit hoofde van de tussen hem en [eiser] gesloten koopovereenkomst een auto heeft geleverd die binnen zes maanden na aflevering een ernstig gebrek vertoonde waardoor de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst in de zin van artikel 7:17 Burgerlijk Wetboek (BW);
III. te verklaren voor recht dat [gedaagde] vanwege de niet-nakoming van zijn verplichtingen schadeplichtig jegens [eiser] is geworden en op grond van artikel 7:24 BW gehouden is de herstelkosten alsook de aanvullende schade te vergoeden;
subsidiair:
IV. te verklaren voor recht dat [eiser] en [gedaagde] een lastgevingsovereenkomst overeen zijn gekomen waarbij [gedaagde] in eigen naam en voor rekening van [eiser] een koopovereenkomst met [onderneming] heeft gesloten, met als gevolg dat [gedaagde] eigenaar van de auto is geworden en vanwege zijn niet-nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst tussen hem en [eiser] schadeplichtig jegens [eiser] is geworden en op grond van artikel 7:24 BW gehouden is de herstelkosten alsook de aanvullende schade te vergoeden;
meer subsidiair:
V. te verklaren voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten, door de grenzen van zijn last te overschrijden dan wel door de bemiddelingsovereenkomst niet na te komen door de auto zonder enige garantie van [onderneming] te kopen zonder voorafgaand overleg met [eiser] , en hij daardoor jegens [eiser] schadeplichtig is geworden;
primair en (meer) subsidiair:
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
a. de herstelkosten, te weten € 8.056,65 inclusief btw; en
b. de aanvullende schadevergoeding, te weten € 698,12 inclusief btw;
te betalen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente;
VII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten inclusief nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] – samengevat – het volgende. [eiser] heeft [gedaagde] benaderd voor de aankoop en import van een auto uit Duitsland, omdat hij niet wist hoe de koop van een auto in het buitenland in zijn werk gaat. [gedaagde] heeft de auto vervolgens in eigen naam van [onderneming] gekocht en werd daarmee eigenaar van de auto. [gedaagde] heeft de auto vervolgens doorverkocht aan [eiser] . [eiser] heeft de koopprijs van de auto ook aan [gedaagde] betaald. Na de koop is gebleken dat de auto zeer veel olie verbruikt als gevolg van kapotte zuigerveren van de cilinders. Dit is bevestigd door een door [eiser] ingeschakelde deskundige. [eiser] heeft hierdoor de motor moeten vervangen. [eiser] stelt zich primair op het standpunt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de tussen hen tot stand gekomen koopovereenkomst. De auto is niet geschikt voor normaal gebruik, bezit daarmee niet de eigenschappen die [eiser] mocht verwachten en beantwoordt dus niet aan de koopovereenkomst. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat sprake is van een lastgevingsovereenkomst, op grond waarvan [gedaagde] in eigen naam en voor rekening van [eiser] een koopovereenkomst met [onderneming] heeft gesloten. [gedaagde] is eigenaar geworden van de auto en heeft deze aan [eiser] doorverkocht. Meer subsidiair stelt [eiser] dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de lastgevingsovereenkomst door de auto zonder enige garantie te kopen en de auto bij de aflevering in Duitsland te lichtvaardig te keuren. De kosten van het vervangen van de motor bedroegen € 8.056,65. Voorts heeft [eiser] voor een bedrag van € 698,12 aan overige kosten gemaakt, bestaande uit oliefilterelementen, oliebeurten en -service, vervanging cilinderkop en vervanging oliekoelerpakking. [eiser] wil deze kosten van [gedaagde] vergoed zien.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] baseert zijn verweer – kort weergegeven – op het volgende. [eiser] heeft zelf een auto op internet uitgezocht en [gedaagde] gevraagd te helpen bij het verkrijgen en importeren daarvan. Voor het enkel importeren van de auto heeft [gedaagde] een vergoeding van € 342,70 bij [eiser] in rekening gebracht. [gedaagde] stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van een koopovereenkomst tussen hem en [eiser] , maar dat hij de auto voor rekening van [eiser] heeft gekocht en daarmee is opgetreden als lasthebber van [eiser] . Het is nooit de bedoeling geweest als verkoper op te treden en [gedaagde] kan dus ook niet worden aangesproken wegens een gebrek aan de auto. Ten aanzien van de garantie geldt dat hij [eiser] telefonisch heeft medegedeeld dat de auto zonder garantie werd gekocht. Dit valt ook te lezen op de factuur van [onderneming] , die [gedaagde] aan [eiser] heeft doorgestuurd. Voorts betwist [gedaagde] dat is afgesproken dat hij de auto zou (laten) onderzoeken. Subsidiair meent [gedaagde] dat er sprake is van een bemiddelingsovereenkomst. Meer subsidiair voert hij aan dat eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde] in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde] betwist verder dat de auto non-conform is, betwist in verzuim te zijn en voert een aantal verweren aan ter zake de (hoogte van) de gevorderde schadevergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is welke overeenkomst tussen hen tot stand is gekomen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij met [gedaagde] een koopovereenkomst heeft gesloten en dat [gedaagde] als verkoper kan worden aangesproken voor (eventuele) gebreken aan de auto. [gedaagde] is daarentegen van mening dat de afspraak met [eiser] slechts inhield dat hij de auto zou importeren. Hij heeft geen koopovereenkomst met [eiser] gesloten, maar heeft de auto in de hoedanigheid van lasthebber voor rekening van [eiser] gekocht. [eiser] dient zich te wenden tot [onderneming] , aldus [gedaagde] .
4.2.
Vast staat dat [eiser] [gedaagde] heeft benaderd met de vraag of [gedaagde] hem kon helpen bij het aankopen en importeren van een auto die bij [onderneming] te koop stond. Partijen hebben daarover verder geen schriftelijke afspraken gemaakt. [gedaagde] heeft zich vervolgens tot [onderneming] gewend. [onderneming] heeft aangegeven de auto alleen aan [gedaagde] als handelaar te willen verkopen. [gedaagde] is daarmee akkoord gegaan en heeft de auto van [onderneming] gekocht. De door [onderneming] opgemaakte factuur is op naam van [gedaagde] gesteld en [gedaagde] heeft de koopsom [onderneming] betaald. Vervolgens is de auto naar Nederland gebracht en heeft [gedaagde] deze op naam van [eiser] gezet. [eiser] heeft een bedrag gelijk aan de door [gedaagde] aan [onderneming] betaalde koopsom aan [gedaagde] voldaan. Voor de diensten van [gedaagde] heeft [eiser] een vergoeding van € 342,70 betaald. [gedaagde] heeft geen in- of verkoopfactuur aan [eiser] verzonden.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit het voorgaande worden afgeleid dat het de bedoeling van partijen was dat [gedaagde] de auto voor rekening van [eiser] zou aankopen. Dit betekent dat [eiser] het economisch risico van de af te sluiten overeenkomst draagt. [eiser] mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde] de auto voor eigen rekening zou kopen en vervolgens voor dezelfde prijs aan hem zou doorverkopen. Dit zou immers betekenen dat [gedaagde] als verkoper kan worden aangesproken voor eventuele gebreken aan de auto. Voor [gedaagde] zou dit aanzienlijke risico’s met zich brengen, terwijl hem slechts een relatief geringe vergoeding van € 342,70 toekomt. Het voorgaande betekent dat er tussen [eiser] en [gedaagde] een lastgevingsovereenkomst in de zin van artikel 7:414 lid 1 BW tot stand is gekomen.
4.4.
In artikel 7:414 lid 2 BW is bepaald dat de lastgevingsovereenkomst de lasthebber ( [gedaagde] ) kan verplichten te handelen in eigen naam of in naam van de lastgever ( [eiser] ). Niet gebleken is dat partijen hierover afspraken hebben gemaakt. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [gedaagde] de vrijheid is gelaten om dit zelf te bepalen. Nu [onderneming] slechts met [gedaagde] wilde contracteren, stond het [gedaagde] vrij de koopovereenkomst in eigen naam (maar voor rekening van [eiser] ) aan te gaan.
4.5.
Het gevolg van de kwalificatie van de tussen partijen gesloten overeenkomst als lastgeving is dat [eiser] [gedaagde] in beginsel niet tot vergoeding van schade kan aanspreken die hij heeft geleden door een (mogelijke) tekortkoming in de door [gedaagde] voor rekening van [eiser] met [onderneming] gesloten koopovereenkomst. [eiser] is immers geen partij bij deze koopovereenkomst. De correcte afwikkeling van de koopovereenkomst is een zaak tussen [gedaagde] als koper en [onderneming] als verkoper. Dit betekent dat de primaire vorderingen van [eiser] (I tot en met III) moeten worden afgewezen.
4.6.
Het subsidiaire standpunt van [eiser] houdt – naar de kantonrechter begrijpt – in dat tussen partijen naast de lastgevingsovereenkomst ook een koopovereenkomst tot stand is gekomen uit hoofde waarvan [gedaagde] kan worden aangesproken wegens de gebreken in de auto. Dit standpunt wordt verworpen. De werkzaamheden waar de lastgeving toe verplicht zijn niet alleen het verrichten van rechtshandelingen (het aangaan van de koopovereenkomst), maar ook bijkomende handelingen, in het bijzonder ten aanzien van de afwikkeling van de te verrichten rechtshandeling. In dit geval was [gedaagde] op grond van de lastgevingsovereenkomst gehouden de door hem voor rekening van [eiser] gekochte auto aan [eiser] af te dragen. Dit betekent echter niet, zoals [eiser] kennelijk meent, dat er tussen hem en [gedaagde] (alsnog) een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Anders dan [eiser] stelt, volgt uit de lastgeving ook dat [gedaagde] nooit eigenaar van de auto is geweest. [eiser] is op het moment van de levering van de auto door [onderneming] aan [gedaagde] direct eigenaar geworden en [gedaagde] gold vanaf dat moment als houder voor [eiser] . Dit volgt uit artikel 3:110 BW. Dit alles betekent dat ook de subsidiaire vordering (onder IV) wordt afgewezen.
4.7.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter het volgende. Bij een tekortkoming door [onderneming] is het [eiser] die de schade lijdt. Het probleem waarmee [eiser] zich geconfronteerd ziet, is dat de rechten uit de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en [onderneming] hem materieel toekomen (hij draagt het economisch risico), terwijl hij bij die overeenkomst geen partij is. De oplossing die in het Nederlandse recht is gekozen, is dat de lasthebber ( [gedaagde] ) mede de door de lastgever ( [eiser] ) geleden schade van de derde ( [onderneming] ) kan vorderen. Dit is geregeld in artikel 7:419 BW. In deze procedure speelt dit echter geen rol, omdat [eiser] zijn vorderingen hier niet op heeft ingericht.
4.8.
Meer subsidiair heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de lastgevingsovereenkomst. De auto werd aangeboden met zes maanden garantie. Onderdeel van de afspraak met [gedaagde] was dat hij zou proberen de garantie uit te onderhandelen tot één jaar. [gedaagde] heeft de auto echter zonder garantie van [onderneming] gekocht zonder daarover met [eiser] te overleggen, aldus [eiser] .
4.9.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] bij al zijn werkzaamheden als lasthebber zorgvuldig moet handelen. Dit volgt uit artikel 7:401 BW. Bij de totstandkoming van de koopovereenkomst met [onderneming] en de onderhandeling over de inhoud van de contractsvoorwaarden moet hij de belangen van [eiser] als lastgever behartigen. Immers, bij onvoldoende zorg zou hij een voor [eiser] ongunstige transactie kunnen aangaan.
4.10.
Partijen discussiëren voornamelijk over de vraag of [gedaagde] (tijdig) aan [eiser] heeft medegedeeld dat de auto zonder garantie werd gekocht. De kantonrechter laat deze vraag in het midden. Zelfs al zou [gedaagde] geen garantie zijn overeengekomen zonder [eiser] daarvan op de hoogte te stellen, dan nog is hij niet tekortgeschoten in de nakoming van de lastgevingsovereenkomst. Voor het eerst bij repliek stelt [eiser] dat de auto met een half jaar garantie werd aangeboden. Dit blijkt echter nergens uit. Een advertentie is niet overgelegd. Voorts stelt [eiser] dat met [gedaagde] is afgesproken dat geprobeerd zou worden deze garantie te verlengen tot een jaar. Ook dit blijkt nergens uit. Bovendien heeft [gedaagde] dit gemotiveerd betwist door zich op het standpunt te stellen dat slechts over het ontbreken van een garantie is gesproken. Dat [eiser] en [gedaagde] hebben afgesproken dat [gedaagde] een (al dan niet verlengde) garantie zou bedingen, is daarom niet vast komen te staan. In zoverre is [gedaagde] dan ook niet tekortgeschoten. Voor zover [eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] als zorgvuldig handelend lasthebber uit zichzelf een garantie had moeten bedingen, althans hem voor het ontbreken daarvan had moeten waarschuwen, dan heeft hij dit onvoldoende onderbouwd. Daarvoor zou in ieder geval vast moeten komen te staan dat [eiser] door het ontbreken van een (contractuele) garantie in een nadeligere positie is komen te verkeren. Dit is de kantonrechter niet gebleken. Immers, het enkele feit dat geen garantie is bedongen, betekent (in ieder geval onder het Nederlandse recht) nog niet dat een koper zijn wettelijke aanspraken op een deugdelijk product verliest. De conclusie is dat [gedaagde] in dit opzicht niet is tekortgeschoten in de nakoming van de lastgevingsovereenkomst en zelfs al was dit wel het geval, dan is niet gebleken dat [eiser] hierdoor schade heeft geleden.
4.11.
[eiser] heeft ten slotte gesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de lastgevingsovereenkomst door de auto bij de aflevering in Duitsland te lichtvaardig te (laten) keuren.
4.12.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] heeft betwist dat partijen hebben afgesproken dat hij de auto bij de aflevering zou (laten) inspecteren. [eiser] heeft zijn stelling op dit punt vervolgens niet – al dan niet aan de hand van stukken – onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat. Dat voor [gedaagde] uit de lastgevingsovereenkomst de verplichting zou voortvloeien om de auto bij aflevering uitgebreid te (laten) inspecteren, ligt ook niet voor de hand. [eiser] heeft de auto immers zelf op internet gevonden en [gedaagde] gevraagd deze – zónder inspectie – voor zijn rekening te kopen en te betalen. Op het moment dat de auto in Duitsland werd afgehaald, was de koopovereenkomst dus al tot stand gekomen en de koopprijs al betaald. Het bij afhalen uitvoeren van een inspectie zou voor [eiser] geen toegevoegde waarde hebben. Zelfs al had [gedaagde] op dat moment gebreken ontdekt, dan was de rechtspositie van [eiser] dezelfde geweest als waarin hij nu verkeert. Hij had dan (via [gedaagde] ) [onderneming] als verkoper moeten aanspreken. De conclusie is dat [gedaagde] in dit opzicht niet is tekortgeschoten in de nakoming van de lastgevingsovereenkomst.
4.13.
Het voorgaande betekent dat ook de meer subsidiaire vordering (onder V) wordt afgewezen.
4.14.
Nu een grondslag voor aansprakelijkheid ontbreekt, wordt de onder VI. gevorderde schadevergoeding ook afgewezen.
4.15.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 660,00 (2 punten x tarief € 330,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 660,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.