Uitspraak
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van 29 november 2022, gericht tegen mr. I.L. Rijnbout;
- de schriftelijke reactie van mr. Rijnbout van 6 december 2022.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 13 januari 2023 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in Lelystad, uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, tegen mr. I.L. Rijnbout, de behandelend rechter in de hoofdzaak met zaaknummer 545133 / HA RK 22-199. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen zou zijn en dat zij de verzoeker zou willen veroordelen. De verzoeker had een brief van de rechtbank ontvangen, gedateerd 8 november 2022, waarin de rechter aangaf te streven naar een uitspraak op 30 november 2022. De verzoeker betoogde dat de rechter pas een datum voor de uitspraak kon bepalen nadat de mondelinge behandeling was gesloten, wat nog niet het geval was.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend. Volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet een wrakingsverzoek onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond(en) tot wraking worden gedaan. In dit geval was het wrakingsverzoek pas op 29 november 2022 ingediend, terwijl de gewraakte gedraging van de rechter op 8 november 2022 had plaatsgevonden. De verzoeker heeft niet voldoende onderbouwd waarom het verzoek niet eerder was ingediend, en de enkele stelling dat de gemachtigde van verzoeker was verhuisd, werd als onvoldoende beschouwd.
Daarom heeft de wrakingskamer de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.