ECLI:NL:RBMNE:2023:951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
22/4855
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de heffingsambtenaar bij naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres ontving op 10 juli 2022 een naheffingsaanslag van € 61,80 voor het parkeren zonder betaling op 2 juli 2022. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 februari 2023, die via een beeldverbinding plaatsvond, gaf eiseres aan dat zij het verweerschrift van de heffingsambtenaar niet had ontvangen, maar de rechtbank concludeerde dat dit voor haar rekening en risico kwam, aangezien de stukken correct waren verzonden.

Eiseres betwistte de bevoegdheid van de heffingsambtenaar om uitspraak te doen op bezwaar, stellende dat er geen mandaat was verleend aan de directeur-bestuurder van Coöperatie ParkeerService U.A. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar bevoegd was, op basis van de Gemeentewet en de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De rechtbank bevestigde dat de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist de uitspraak op bezwaar had gedaan en dat het aanwijzingsbesluit correct was gepubliceerd, waardoor de bevoegdheid van de heffingsambtenaar was gewaarborgd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Eiseres kreeg geen schadevergoeding of terugbetaling van griffierecht, en het verzoek om vergoeding van proceskosten werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, in aanwezigheid van griffier C. Fix.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4855

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Khadri),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist (de heffingsambtenaar)

(gemachtigde: F.K. Darar).

Inleiding

1. De heffingsambtenaar heeft aan eiseres op 10 juli 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 61,80 in verband met het parkeren van het voertuig met kenteken [kenteken] op 2 juli 2022 om 10:53 uur aan Het Rond in Zeist. Volgens de heffingsambtenaar heeft eiseres geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
1.1.
In de uitspraak op bezwaar van 28 september 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvangen stukken
2. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat zij het verweerschrift en de daarbij behorende producties van de heffingsambtenaar niet heeft ontvangen. Uit het dossier blijkt echter dat de rechtbank deze stukken met de brief van 18 november 2022 aan eiseres naar het juiste postbusnummer in [gemeente] heeft verstuurd, zoals dat bekend is bij de rechtbank. Eiseres heeft vervolgens tijdens de zitting opgemerkt dat wellicht iets mis is gegaan met het scannen van de stukken bij haar administratie. Dat eiseres van de stukken geen kennis heeft genomen, moet onder deze omstandigheden voor haar rekening en risico blijven. Daarbij merkt de rechtbank op dat de heffingsambtenaar op de zitting ook uitleg heeft gegeven over wat er in het verweerschrift staat.
Is de uitspraak op bezwaar bevoegd genomen?
3. Eiseres voert in beroep aan dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen.
Er is volgens haar door de heffingsambtenaar geen mandaat verleend aan de directeur-bestuurder van Coöperatie ParkeerService U.A. om uitspraak op bezwaar te doen. Ook is het college van burgemeester en wethouders niet bevoegd om de heffingsambtenaar aan te wijzen, aldus eiseres.
4. De stelling van eiseres dat sprake is van onbevoegdelijke besluitvorming en dat het college van burgemeester en wethouders niet bevoegd is om de heffingsambtenaar aan te wijzen, slaagt niet. Op grond van de Gemeentewet [1] geschiedt de heffing van gemeentelijke belastingen, zoals de parkeerbelasting, door de heffingsambtenaar. De bevoegdheid om een heffingsambtenaar aan te wijzen, rust op grond van de Gemeentewet in samenhang gelezen met de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bij het college van burgemeester en wethouders. [2]
5. De rechtbank stelt verder vast dat de bestreden uitspraak op bezwaar is gedaan door de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, de directeur-bestuurder van Coöperatie ParkeerService U.A.
6. De heffingsambtenaar heeft in beroep het Aanwijzingsbesluit ambtenaren belastingen, geldend vanaf 14 juli 2022, van de gemeente Zeist overgelegd. De gemeente Zeist kent nog een ander Aanwijzingsbesluit ambtenaren belastingen, dat op 6 juli 2022 in werking is getreden. Omdat beide aanwijzingsbesluiten dezelfde inhoud hebben en het aanwijzingsbesluit geldend vanaf 6 juli 2022 niet is ingetrokken, gaat de rechtbank uit van dit aanwijzingsbesluit. Dat eiseres op de zitting stelt dat het aanwijzingsbesluit niet op de juiste wijze is bekendgemaakt en daardoor niet in werking is getreden, volgt de rechtbank niet. Het aanwijzingsbesluit is bekendgemaakt in het Gemeenteblad van Zeist van 5 juli 2022 (nr. 303668). Hiermee is voldaan aan de publicatievereisten en is het aanwijzingsbesluit in werking getreden. Het aanwijzingsbesluit is dus geldend op de datum dat de naheffingsaanslag is opgelegd.
7. In artikel 1, eerste lid, van het aanwijzingsbesluit is de directeur-bestuurder van Coöperatie ParkeerService U.A. aangewezen als heffingsambtenaar. Dit betekent dat de directeur-bestuurder bevoegd was om op het bezwaar te beslissen. De conclusie is dat de uitspraak op bezwaar bevoegd is genomen. Het beroep tegen de bestreden uitspraak op bezwaar is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

8. Omdat de uitspraak op bezwaar bevoegd is genomen, is het beroep ongegrond.
Dit betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft en er voor eiseres dus niks verandert.
9. Omdat de rechtbank het beroep ongegrond verklaart, is een schadevergoeding niet aan de orde. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente wordt dan ook afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2023 door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Fix, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet.
2.Artikel 2, derde lid, onder b, van de AWR en artikel 231, derde lid, van de Gemeentewet en zie de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch van 28 september 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3288.