ECLI:NL:RBMNE:2023:953

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
22/4751
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid heffingsambtenaar bij parkeerbelasting en bekrachtiging uitspraak op bezwaar

In deze zaak heeft eiser, die op 3 mei 2022 parkeerde zonder de parkeerbelasting te voldoen, een naheffingsaanslag van € 69,40 ontvangen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 8 februari 2023. Eiser betwistte de bevoegdheid van de heffingsambtenaar om de uitspraak op bezwaar te doen, omdat er geen mandaat zou zijn verleend aan de medewerker die de uitspraak heeft gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar van Coöperatie ParkeerService U.A. de uitspraak op bezwaar heeft gedaan, maar dat deze niet door een bevoegd persoon is ondertekend. De rechtbank concludeert dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen, maar dat deze achteraf is bekrachtigd door de directeur-bestuurder, die op het moment van het belastbare feit bevoegd was. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de naheffingsaanslag blijft bestaan. Eiser krijgt de proceskosten vergoed en de rechtbank kent wettelijke rente toe over deze kosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4751

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Khadri),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort (de heffingsambtenaar)

(gemachtigde: F. Darar).

Inleiding

1. Eiser heeft met het voertuig met kenteken [kenteken] op 3 mei 2022 geparkeerd aan het Stadhuisplein in Amersfoort. Een parkeercontroleur heeft om 16.53 uur vastgesteld dat het voertuig daar stond geparkeerd zonder dat de parkeerbelasting was voldaan. Daarom is aan eiser op 22 mei 2022 een naheffingsaanslag opgelegd van in totaal € 69,40. Eiser is het hier niet mee eens.
1.1.
In de uitspraak op bezwaar van 21 augustus 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

Is de uitspraak op bezwaar bevoegd genomen?
2. Eiser voert in beroep aan dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen.
Er is volgens hem door de heffingsambtenaar van de gemeente Woerden (lees: Amersfoort) geen mandaat verleend aan de ‘medewerker team Parkeerrechten’ om de uitspraak op bezwaar te nemen. Ook is het college van burgemeester en wethouders niet bevoegd om de heffingsambtenaar aan te wijzen, aldus eiser.
3. Op grond van de Gemeentewet [1] geschiedt de heffing van gemeentelijke belastingen, zoals de parkeerbelasting, door de heffingsambtenaar. De bevoegdheid om een heffingsambtenaar aan te wijzen, rust op grond van de Gemeentewet in samenhang gelezen met de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bij het college van burgemeester en wethouders. [2] Dat het college van burgemeester en wethouders niet bevoegd is om de heffingsambtenaar aan te wijzen, volgt de rechtbank dan ook niet.
4. Verder stelt de rechtbank vast dat de bestreden uitspraak op bezwaar is gedaan namens de heffingsambtenaar van Coöperatie ParkeerService U.A., door een medewerker team Parkeerrechten van de Coöperatie ParkeerService U.A.. In de uitspraak op bezwaar staat geen naam van die medewerker vermeld.
5. De rechtbank stelt vervolgens vast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort het Aanwijzings- en mandaatbesluit gemeentelijke belastingambtenaren 2019-1 (hierna: aanwijzingsbesluit) heeft vastgesteld. Dit aanwijzingsbesluit is op 29 oktober 2019 in werking getreden. Dit aanwijzingsbesluit is van toepassing op het besluit in deze zaak. In artikel 2, lid 2.2, van dit aanwijzingsbesluit heeft het college van burgemeester en wethouders de manager centrale diensten van de Coöperatie ParkeerService U.A. aangewezen als inspecteur parkeerbelastingen. De manager centrale diensten van ParkeerService U.A. is daarmee aangewezen als heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat de manager centrale diensten door de directeur-bestuurder is opgevolgd. Dit betekent dat de directeur-bestuurder bevoegd was om op het bezwaar te beslissen. [3] In deze zaak heeft niet de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar genomen, maar een onbekende medewerker van team Parkeerrechten van de Coöperatie ParkeerService U.A. namens de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft geen mandaatbesluit overgelegd, waaruit blijkt dat de directeur-bestuurder aan de functie medewerker team Parkeerrechten van Coöperatie ParkeerService U.A. mandaat heeft verleend om namens hem te beslissen op bezwaarschriften tegen naheffingsaanslagen. De conclusie is daarom dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen.
6. De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld welke gevolgen zij aan dit bevoegdheidsgebrek moet verbinden. Daarvoor is het volgende relevant. De directeur-bestuurder heeft met de brief van 31 oktober 2022 de uitspraak op bezwaar bekrachtigd.
Omdat de directeur-bestuurder op grond van het aanwijzingsbesluit vanaf 29 oktober 2019 aangewezen is als heffingsambtenaar, is relevant of de directeur-bestuurder bevoegd is gebleven als heffingsambtenaar om de uitspraak op bezwaar te bekrachtigen. Daarvoor is de datum van het belastbare feit, 3 mei 2022, van belang. De directeur-bestuurder was ten tijde van het belastbare feit als heffingsambtenaar aangewezen. Dit betekent dat hij bevoegd is om de uitspraak op bezwaar te bekrachtigen.
Omdat de uitspraak op bezwaar door een bevoegd persoon achteraf is bekrachtigd en eiser geen inhoudelijke gronden tegen het opleggen van de naheffingsaanslag heeft aangevoerd, ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand te laten.

Conclusie en gevolgen

7. Omdat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen, is het beroep gegrond.
De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak op bezwaar in stand. Dit betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft en er voor eiser dus niks verandert.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij de heffingsambtenaar in de proceskosten die eiser in beroep heeft gemaakt. De kosten voor de rechtsbijstand van eisers gemachtigde stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5 omdat het gaat om een parkeerbelastingzaak). [4] Ook moet de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.
9. Door eiser is verzocht om wettelijke rente over de proceskostenvergoeding en de vergoeding van het griffierecht. De rechtbank zal dat toewijzen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand blijven;
-draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan;
-veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet.
2.Artikel 2, derde lid, onder b, van de AWR en artikel 231, derde lid, van de Gemeentewet en zie de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch van 28 september 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3288.
3.Zie de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 2 juni 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2382.
4.Zie de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10307.