ECLI:NL:RBMNE:2023:999
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- J.R. van Es-de Vries
- G.M.T.M. Sips
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake beëindiging ZW-uitkering zonder spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn Ziektewet (ZW) uitkering betwist. Verzoeker, die eerder als bezorger werkte, had zich op 30 december 2020 ziek gemeld en ontving vanaf 12 januari 2021 een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 2 maart 2022, omdat verzoeker in staat werd geacht meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Verzoeker maakte bezwaar, dat aanvankelijk gegrond werd verklaard, maar het Uwv trok dit besluit later in en beëindigde de uitkering per 2 januari 2023. Verzoeker heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meent dat hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is en in financiële nood verkeert.
Tijdens de zitting op 21 februari 2023 bleek dat verzoeker niet over alle benodigde stukken beschikte, wat de voorzieningenrechter ertoe bracht om geen onmiddellijke uitspraak te doen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat verzoeker niet had aangetoond dat hij in acute financiële nood verkeerde. Bovendien had hij nog een jaar ZW-uitkering ontvangen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit van het Uwv niet evident onrechtmatig was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 maart 2023.