ECLI:NL:RBMNE:2024:1008

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
23/3296
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering WAO-uitkering na wijziging arbeidsvoorwaarden

In deze zaak gaat het om een terugvordering van een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die een WAO-uitkering ontvangt, kreeg te maken met een terugvordering van € 856,08. Dit bedrag was te veel uitbetaald omdat het Uwv had vastgesteld dat de uitkering over november 2022 op basis van een fictieve arbeidsongeschiktheidsklasse van 0-15% had moeten worden berekend, terwijl deze was uitbetaald op basis van de klasse 45-55%. Eiser maakte bezwaar tegen het besluit van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 februari 2024, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. In de uitspraak oordeelt de rechtbank dat het Uwv terecht het bedrag van € 856,08 heeft teruggevorderd. De rechtbank stelt vast dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. Eiser voerde aan dat hij voor 2022 ook een kerstgratificatie in de vorm van individueel keuzebudget (IKB) ontving, maar de rechtbank legt uit dat de wijziging in de fiscale behandeling van het arbeidsvoorwaardenbedrag per 1 januari 2022 de reden is voor de terugvordering. Het Uwv mag bij de berekening van de definitieve WAO-uitkering uitgaan van de gegevens in de polisadministratie, die nu ook het arbeidsvoorwaardenbedrag omvatten.

De rechtbank concludeert dat het Uwv de terugvordering op een juiste manier heeft uitgevoerd en dat de argumenten van eiser niet opwegen tegen de wettelijke bepalingen die het Uwv in acht moet nemen. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3296

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Tracey),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Inleiding

Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO-uitkering). Het Uwv betaalt de WAO-uitkering als voorschot. Het Uwv beoordeelt achteraf of de inkomsten die eiseres ontving over een periode moet leiden tot het wijzigen van de uitbetaling van de WAO-uitkering. Het Uwv heeft beslist dat de WAO-uitkering van eiser over de maand november 2022 achteraf bezien uitbetaald had moeten worden naar een fictieve arbeidsongeschiktheidsklasse van 0-15%. Omdat de uitkering is uitbetaald naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55%, is er volgens het Uwv een bedrag van € 856,08 bruto te veel WAO-uitkering aan eiser betaald.
In het besluit van 13 februari 2023 heeft het Uwv geoordeeld dat eiser € 856,08 moet terugbetalen.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 23 mei 2023 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Eiser en de gemachtigde van het Uwv hebben deelgenomen aan de zitting.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Eiser voert aan dat hij vóór 2022 ook een kerstgratificatie in de vorm van individueel keuzebudget (IKB) ontving. In voorgaande jaren heeft dit echter niet tot een terugvordering geleid. Eiser vindt het daarom onterecht dat een fiscale wijziging per 1 januari 2022 ervoor zorgt dat hij nu zijn WAO-uitkering moet terugbetalen.
Het Uwv heeft hierover op de zitting toegelicht dat het Uwv bij bij de berekening van de definitieve WAO-uitkering mag uitgaan van de gegevens die in Suwinet staan. Het Uwv hanteert Suwinet als polisadministratie. Dat de WAO-uitkering vóór 2022 niet is teruggevorderd, is te verklaren doordat het arbeidsvoorwaardenbedrag sinds 1 januari 2022 is opgenomen in het Besluit SUWI. Hieruit blijkt sinds 2022 dat het arbeidsvoorwaardenbedrag ook als loon kan worden gezien als bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Hierdoor wordt vanaf 1 januari 2022 het arbeidsvoorwaardenbedrag vermeld in de polisadministratie en meegenomen bij de berekening van de definitieve WAO-uitkering.
De rechtbank kan het standpunt van het Uwv volgen. Op grond van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en het Besluit SUWI houdt het Uwv namelijk een polisadministratie bij. [1] De Belastingdienst verstrekt gegevens die noodzakelijk zijn voor de verwerking van gegevens in de polisadministratie. Hier vallen loongerelateerde gegevens, zoals het arbeidsvoorwaardenbedrag, ook onder. In artikel 16 Wet financiering sociale verzekeringen wordt onder loon verstaan het loon overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964. Het arbeidsvoorwaardebedrag van eiser is belastbaar loon, waardoor het via IKB verkregen bedrag terecht als loon wordt gezien en dus wordt opgenomen in de polisadministratie. De rechtbank heeft verder geen reden om te twijfelen aan de gehanteerde polisadministratie van het Uwv.
4. Er is verder geen sprake van dringende redenen op grond waarvan het Uwv geheel of gedeeltelijk van terugvorderding had moeten afzien. De rechtbank is daarom van oordeel dat het Uwv het bedrag van € 856,08 terecht heeft teruggevorderd. De rechtbank begrijpt dat het oneerlijk voelt voor eiser dat hij nu met een terugvordering wordt geconfronteerd. Maar dat komt dus voort uit het feit dat sinds 2022 het arbeidsvoorwaardebedrag is opgenomen in het Besluit SUWI en dus wordt opgenomen in de polisadministratie.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr.D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 33 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 5.1 Besluit SUWI.