Op 16 januari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland het wrakingsverzoek van verzoekster ongegrond verklaard. Het verzoek was gericht tegen de rechter die de faillissementszitting op 27 december 2023 had geleid. Verzoekster stelde dat de vragen van de rechter suggestief waren en dat de behandeling van de zaak leidde tot een automatische faillietverklaring, zonder ruimte voor onderling overleg. De rechter, mr. K.G. van de Streek, heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij geen suggestieve vragen heeft gesteld en dat hij beide partijen de gelegenheid heeft gegeven om hun standpunten naar voren te brengen. De wrakingskamer heeft het proces-verbaal van de zitting beoordeeld en geen aanknopingspunten gevonden voor de suggestie van partijdigheid.
De wrakingskamer benadrukte dat elke rechter onpartijdig wordt geacht totdat het tegendeel is bewezen. In dit geval was er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat de rechter nog niet had kunnen oordelen over het faillissementsverzoek, en dat de procedure voortgezet moet worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.
Daarnaast heeft de wrakingskamer een wrakingsverbod opgelegd aan verzoekster, om te voorkomen dat zij misbruik maakt van het wrakingsmiddel. Een volgend wrakingsverzoek in dezelfde procedure zal niet in behandeling worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.