ECLI:NL:RBMNE:2024:1181
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting
Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiser had beroep aangetekend tegen de WOZ-waarde van zijn woning, vastgesteld op € 396.000,- per 1 januari 2022, en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde gehandhaafd in zijn uitspraak op bezwaar van 31 mei 2023. Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, was eiser aanwezig, evenals de gemachtigde van de heffingsambtenaar en een taxateur. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van een taxatiematrix die de woning van eiser vergeleek met drie referentiewoningen in de omgeving. Eiser betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat deze maximaal € 340.000,- tot € 360.000,- zou moeten zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde van € 396.000,- gehandhaafd blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en er is gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.