ECLI:NL:RBMNE:2024:1186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
C/16/540990 / HA ZA 22-363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over schending van non-concurrentie- en geheimhoudingsbeding en onrechtmatig handelen door voormalig opdrachtnemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2024 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde sub 1] niet in strijd heeft gehandeld met het non-concurrentiebeding, omdat de vermeende schendingen plaatsvonden terwijl de overeenkomst nog van kracht was. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 1] in enkele gevallen onrechtmatig heeft gehandeld door concurrerende producten aan klanten van [eiseres] aan te bieden, zonder hen hierover te informeren. De rechtbank heeft [eiseres] toegelaten tot het leveren van bewijs voor dit onrechtmatig handelen en de schade die daaruit voortvloeit.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de overdracht van het aandeel van [gedaagde sub 1] in de echtelijke woning aan [gedaagde sub 2] paulianeus was, wat betekent dat deze handeling kan worden vernietigd op grond van benadeling van schuldeisers. De rechtbank heeft [gedaagde sub 1] c.s. veroordeeld om medewerking te verlenen aan de teruglevering van het aandeel in de woning, maar deze veroordeling is voorwaardelijk en afhankelijk van de uitkomst van de schadevergoeding die [eiseres] mogelijk kan vorderen.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van [gedaagde sub 1] in reconventie afgewezen, waarbij hij betaling van zijn facturen voor werkzaamheden in juli en augustus 2021 vorderde. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] deze facturen moet betalen, maar dat de betaling mogelijk kan worden verrekend met eventuele schade die [eiseres] heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1]. De zaak zal op 17 april 2024 opnieuw op de rol komen voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/540990 / HA ZA 22-363
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P. de Man te Bergschenhoek,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.J. Dijkman te Haarlem.
Partijen worden hierna [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden gezamenlijk als [gedaagde sub 1] c.s. in mannelijk enkelvoud aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 juni 2022 met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • een akte van [gedaagde sub 1] c.s. met een aanvullende productie.
1.2.
De mondelinge behandeling in deze zaak heeft op 8 februari 2024 plaatsgevonden. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is onderdeel van de [groep] . Zij houdt zich bezig met het ontwikkelen en produceren van producten op basis van gestabiliseerd siliciumzuur en organische biostimulanten.
2.2.
[gedaagde sub 1] was vanaf de maand september 2020 als [functie] werkzaam voor [eiseres] . Hij hield zich bezig met productontwikkeling, productverbetering en het uitbreiden van de toepassingsmogelijkheden van de siliciumzuurproducten van [eiseres] . [gedaagde sub 1] informeerde relaties van [eiseres] ook over de werking daarvan. [gedaagde sub 1] verrichte zijn werkzaamheden voor [eiseres] op basis van een mondelinge overeenkomst van opdracht. Wel zijn partijen op 28 september 2020 een schriftelijk geheimhoudings- en non-concurrentiebeding overeengekomen. [gedaagde sub 1] heeft de overeenkomst van opdracht op 13 september 2021 beëindigd.
2.3.
[eiseres] stelt dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudings- en non-concurrentiebeding heeft geschonden. [gedaagde sub 1] zou hebben samengewerkt met de heer [A] en zijn zoon, [B] Zij zouden samen een siliciumzuurproduct hebben ontwikkeld dat concurreert met de producten van [eiseres] . [gedaagde sub 1] zou dit product, door partijen aangeduid als het [product 1] , hebben aangeboden aan (potentiële) klanten van [eiseres] . [A] is ook op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaam geweest voor [eiseres] .
2.4.
[eiseres] geeft in haar processtukken tien voorbeelden waarbij zij van mening is dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudings- en non-concurrentiebeding heeft geschonden. Daardoor is [gedaagde sub 1] boetes verschuldigd. Voor de schending van het geheimhoudingsbeding is [gedaagde sub 1]
€ 10.000,- per overtreding verschuldigd plus € 500,- per dag dat de overtreding voortduurt. Ook voor de schending van het non-concurrentiebeding is [gedaagde sub 1] volgens [eiseres] deze zelfde dagboete verschuldigd, vermeerderd met € 5.000,- per overtreding. [eiseres] vordert primair betaling van € 279.000,- aan verbeurde contractuele boetes, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld waardoor zij schade heeft geleden. Zij vordert dat [gedaagde sub 1] schadevergoeding aan haar betaalt, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.5.
Ook vordert [eiseres] dat [gedaagde sub 1] € 4.250,- met rente aan haar moet terugbetalen. Zij heeft dit bedrag aan [A] betaald als onkostenvergoeding voor een zakenreis naar [.] van [gedaagde sub 1] en [A] . [eiseres] heeft ter verzekering van verhaal van haar vorderingen op [gedaagde sub 1] beslag gelegd op zijn bankrekeningen. [eiseres] wil dat [gedaagde sub 1] de beslagkosten daarvoor vergoedt.
2.6.
Daarnaast heeft [eiseres] ook vorderingen ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en zijn echtgenote, [gedaagde sub 2] , gezamenlijk. [gedaagde sub 1] heeft op 12 oktober 2021 zijn aandeel in de eigendom van de gemeenschappelijke woning aan [gedaagde sub 2] overgedragen. [eiseres] meent dat deze rechtshandeling paulianeus is geweest. Zij heeft een beroep gedaan op vernietiging daarvan en vordert een verklaring voor recht daarover. Subsidiair verzoekt zij de rechtbank de eigendomsoverdracht (alsnog) te vernietigen. Daarnaast wil [eiseres] dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld om medewerking te verlenen aan de teruglevering van het aandeel in de woning door [gedaagde sub 2] aan [gedaagde sub 1] , op straffe van een dwangsom. Tot slot vordert [eiseres] beslag- en proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s.
2.7.
[gedaagde sub 1] betwist dat hij het geheimhoudings- en/of non-concurrentiebeding heeft geschonden. Hij stelt dat hij niet aansprakelijk is voor de terugbetaling van de kosten voor de zakenreis naar [.] . Ook ontkent hij dat hij onrechtmatig heeft gehandeld of is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen. Daardoor is hij niet aansprakelijk voor schade van [eiseres] . Bovendien meent [gedaagde sub 1] dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden. Tot slot betwist [gedaagde sub 1] c.s. dat de overdracht van het aandeel in de woning van [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] paulianeus is geweest.
2.8.
In reconventie vordert [gedaagde sub 1] dat [eiseres] wordt veroordeeld om zijn facturen voor de werkzaamheden in de maanden juli en augustus 2021 te betalen. Het gaat om een bedrag van € 16.627,51, te vermeerderen met incassokosten en wettelijke handelsrente. Daarnaast vordert [gedaagde sub 1] c.s. een verklaring voor recht dat [eiseres] de conservatoire beslagen onrechtmatig heeft gelegd. Hij wil dat [eiseres] zijn schade vergoedt, nader op te maken bij staat, en het beslag op de woning opheft op straffe van een dwangsom. Tot slot vordert [gedaagde sub 1] c.s. betaling van de proceskosten door [eiseres] .

3.De beoordeling van de vorderingen

3.1.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres] afwijzen voor zover deze zien op de vermeende schending van het geheimhoudings- en non-concurrentiebeding. Het is niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] deze bedingen heeft geschonden. Ook hoeft hij de kosten voor de reis naar [.] niet te vergoeden. Wel heeft [gedaagde sub 1] in een aantal van de tien genoemde gevallen onrechtmatig tegenover [eiseres] gehandeld. [eiseres] zal worden toegelaten tot het leveren van bewijs voor het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] in één van de gevallen en het onderbouwen van haar schade voor die gevallen waarin [gedaagde sub 1] naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig heeft gehandeld. Ook stelt de rechtbank vast dat de overdracht van het aandeel in de woning van [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] paulianeus is geweest. [eiseres] zal in een eindvonnis worden veroordeeld tot betaling van de facturen van [gedaagde sub 1] . Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissingen is gekomen.
Het non-concurrentiebeding is niet geschonden
3.2.
In het non-concurrentiebeding staat dat het [gedaagde sub 1] verboden is om binnen drie jaar na beëindiging van zijn werkzaamheden voor [eiseres] activiteiten te verrichten met betrekking tot gestabiliseerd siliciumzuur, zoals [eiseres] dat doet, of daarbij betrokken te zijn. Ook mag [gedaagde sub 1] niet binnen drie jaar na beëindiging van zijn werkzaamheden voor [eiseres] in dienst treden bij cliënten van [eiseres] of werkzaamheden verrichten voor cliënten of opdrachtgevers van [eiseres] of met haar gelieerde ondernemingen.
3.3.
Volgens de tekst van het non-concurrentiebeding gelden de verboden pas na beëindiging van de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] voor [eiseres] . Vervolgens gelden de verboden drie jaar.
3.4.
[gedaagde sub 1] heeft het non-concurrentiebeding niet geschonden. [eiseres] heeft tien gevallen geschetst waarbij zij stelt dat [gedaagde sub 1] het non-concurrentiebeding heeft geschonden. Deze gevallen hebben zich allemaal voorgedaan terwijl de overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] nog van kracht was. [gedaagde sub 1] had op dat moment zijn werkzaamheden voor [eiseres] nog niet beëindigd. Voor deze gevallen geldt het non-concurrentiebeding dus niet. Daarom kan [eiseres] geen aanspraak maken op de boetes die zijn vastgesteld voor de schending van dit beding.
3.5.
Dat wordt niet anders door de stelling van [eiseres] dat het doel van een dergelijk beding er ook in is gelegen om onrechtmatige concurrentie tijdens de uitvoering van de werkzaamheden te voorkomen en te bestraffen. De rechtbank begrijpt deze uitleg van [eiseres] over het doel van het non-concurrentiebeding, maar de letterlijke tekst van het beding bepaalt dat deze alleen geldt voor gevallen na beëindiging van de werkzaamheden door [gedaagde sub 1] . Dat is leidend.
[gedaagde sub 1] heeft wel onrechtmatig gehandeld tegenover [eiseres]
3.6.
Wel kan het zo zijn dat [gedaagde sub 1] , ondanks dat hij het non-concurrentiebeding niet heeft geschonden, in de genoemde tien gevallen tijdens de looptijd van de overeenkomst van opdracht onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld. Als [eiseres] daardoor schade heeft geleden, dan zal [gedaagde sub 1] deze schade moeten vergoeden als hem dat kan worden toegerekend. Hierna zal blijken dat [gedaagde sub 1] in een aantal gevallen onrechtmatig heeft gehandeld door concurrerende activiteiten te verrichten (en zonder [eiseres] daarover in te lichten).
3.7.
Het staat vast dat er een product is ontwikkeld op naam van [onderneming 1] B.V. (hierna: [onderneming 1] ). Dat is het [product 1] . Het [product 1] is gebaseerd op gestabiliseerd siliciumzuur en is in die zin concurrerend met de producten van [eiseres] . [onderneming 1] is een onderneming van [B] . [eiseres] heeft onvoldoend gemotiveerd gesteld dat [gedaagde sub 1] samen met de heren [achternaam van A en B] het [product 1] heeft ontwikkeld. Maar hij wist wel van het bestaan daarvan. Ook heeft [gedaagde sub 1] de beschikking gehad over het [product 1] . Hij heeft dat product aan derden aangeboden om het te testen. Ook had hij invloed op de productie van de monsters van het [product 1] . Bij het [product 1] hoort een safetydatasheet. Op de datasheet van één van de monsters zijn de naam- en adresgegevens van [gedaagde sub 1] vermeld. Het is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] [eiseres] heeft geïnformeerd over het [product 1] en het feit dat hij monsters daarvan aan derden aanbood. Dat had hij wel moeten doen.
3.8.
De rechtbank stelt per genoemd geval vast of [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld.
3.9.
Het eerste geval betreft de klant [C] . Het staat vast dat [gedaagde sub 1] twee monsters van producten aan [C] heeft gegeven. In een eerder gevoerd kort geding tussen partijen heeft [gedaagde sub 1] erkend dat hij het [product 1] aan [C] heeft gegeven. In deze procedure heeft [gedaagde sub 1] dat niet ontkend. Volgens hem was het gebruikelijk om een eigen product van [eiseres] aan te bieden aan de klant samen met een monster van een ander product. Zo kon de klant beide producten testen. Als zou blijken dat het product van [eiseres] de beste testresultaten had, dan zou de klant dat product afnemen. Als het andere product beter was, dan zou [eiseres] kunnen profiteren van de testresultaten daarvan om haar producten te verbeteren. [gedaagde sub 1] heeft [eiseres] echter niet ingelicht dat hij uit eigen beweging een concurrerend product, het [product 1] , aan [C] zou gaan aanbieden. Ook is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] de testresultaten van [C] met [eiseres] heeft gedeeld. [eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat het gebruikelijk was om een product, dat niet afkomstig was van [eiseres] , aan relaties van [eiseres] aan te bieden. [gedaagde sub 1] heeft door te handelen zoals hij heeft gehandeld zich in strijd met de belangen van [eiseres] gedragen en dat is onrechtmatig.
3.10.
Ook in het tweede geval heeft [gedaagde sub 1] erkend dat hij het [product 1] heeft aangeboden aan [concern] . [concern] is een contact van [eiseres] . [gedaagde sub 1] heeft [eiseres] wederom niet ingelicht hierover. Ook in dit geval heeft [gedaagde sub 1] onrechtmatig tegenover [eiseres] gehandeld.
3.11.
Ook voor het derde geval meent [eiseres] dat [gedaagde sub 1] het [product 1] heeft aangeboden aan [D] , een relatie van [eiseres] . Maar dit is nog niet voldoende komen vast te staan om tot het oordeel te komen dat [gedaagde sub 1] hierbij ook onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres] . [eiseres] heeft haar stelling onderbouwd met een verklaring van de heer [E] . Hij verklaart over een bespreking tussen de heer [F] , ook een opdrachtnemer van [eiseres] , en de heren [G] en [H] van [eiseres] . In dat gesprek zou de heer [E] de heer [F] hebben horen zeggen dat [gedaagde sub 1] en [A] het [product 1] bij [D] hebben aangeprezen en daarbij hebben gezegd dat dat product beter was dan het ‘ [product 2] product’ van [eiseres] . In een tweede gesprek zou [F] hebben gezegd dat [gedaagde sub 1] en [A] een monster van een ander siliciumzuurproduct dan dat van [eiseres] aan [D] hebben gegeven. [gedaagde sub 1] betwist dat de verklaring van [F] waar is. Hij stelt dat hij alleen een product van [eiseres] aan [D] heeft overhandigd. Het zou dan gaan om het ‘ [product 2] product’. [eiseres] zal worden toegelaten tot het leveren van bewijs dat [gedaagde sub 1] daadwerkelijk het [product 1] aan [D] heeft overhandigd. De verklaring van de heer [E] , dat hij [F] dat heeft horen zeggen, is onvoldoende in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde sub 1] . Wel heeft [eiseres] hierover voldoende gesteld, waardoor zij op grond van artikel 150 Rv zal worden toegelaten om bewijs te leveren op dit punt. Als komt vast te staan dat [gedaagde sub 1] het [product 1] ook aan [D] heeft overhandigd, dan heeft [gedaagde sub 1] ook in dit geval onrechtmatig tegenover [eiseres] gehandeld.
3.12.
In de andere gevallen, die [eiseres] heeft aangedragen, heeft [gedaagde sub 1] niet onrechtmatig gehandeld. Zo verwijt [eiseres] [gedaagde sub 1] dat hij en [A] tijdens de zakenreis naar [.] zich niet namens [eiseres] hebben gepresenteerd, maar zich hebben voorgesteld als vertegenwoordigers van [onderneming 2] . [onderneming 2] is een vennootschap van [F] . [F] is eveneens opdrachtnemer van [eiseres] geweest. [onderneming 2] richtte zich op de mogelijkheden van het gebruik van siliciumzuurproducten voor de teelt van medicinale cannabis. [eiseres] wilde daar niet mee worden geassocieerd. Zij stemde daarom in met de oprichting van [onderneming 2] . [eiseres] en [onderneming 2] hebben afgesproken dat [onderneming 2] siliciumzuurproducten van [eiseres] mocht verkopen op de markt van medicinale cannabis in Europa. Volgens [eiseres] waren [gedaagde sub 1] en [A] echter in [.] voor het werven van potentiële klanten op het gebied van industriële hennep. Dat moesten zij wel onder de vlag van [eiseres] doen, maar ook daarvoor zouden zij visitekaartjes van [onderneming 2] hebben uitgedeeld aan die potentiële nieuwe klanten. [F] is echter, als oprichter van [onderneming 2] , verantwoordelijk voor het drukken van de visitekaartjes. [gedaagde sub 1] heeft daar geen invloed op gehad. Het is aannemelijk dat hij dit visitekaartje heeft gebruikt, omdat [eiseres] niet wilde worden geassocieerd met de medicinale cannabis. Bovendien blijkt uit de verklaring van [F] dat [eiseres] bekend was met het bestaan van [onderneming 2] . Ook heeft [gedaagde sub 1] haar ingelicht dat hij onder de vlag van [onderneming 2] heeft gewerkt in [.] . Het is niet gesteld en gebleken dat [gedaagde sub 1] concurrerende producten aan potentiële klanten in [.] heeft aangeboden of andere concurrerende activiteiten heeft verricht die benadelend zijn geweest voor [eiseres] .
3.13.
Ook heeft [eiseres] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat [gedaagde sub 1] het [product 1] aan [onderneming 3] heeft aangeboden. De heer [I] , directeur van [onderneming 3] , heeft verklaard dat [gedaagde sub 1] twee productsamples heeft meegebracht. Volgens [gedaagde sub 1] was dat één monster van een product van [eiseres] en een monster van een Spaans product. [gedaagde sub 1] heeft dus erkend dat hij .een met [eiseres] concurrerend product aan [onderneming 3] heeft aangeboden. Volgens [gedaagde sub 1] was dat de gebruikelijke werkwijze. [eiseres] zal worden toegelaten om bewijs te leveren dat zij niet heeft ingestemd en bekend was met deze werkwijze waarbij [gedaagde sub 1] een tweede monster van een concurrerend product, in dit geval een Spaans product, aan een potentiële klant aanbiedt om te testen. Als komt vast te staan dat [gedaagde sub 1] achter [eiseres] om concurrerende producten aan [onderneming 3] heeft aangeboden, dan is dat niet in het belang van [eiseres] geweest en dus onrechtmatig.
3.14.
[gedaagde sub 1] heeft niet onrechtmatig gehandeld door contacten met de firma [onderneming 4] te onderhouden. [eiseres] had [gedaagde sub 1] en [A] juist daarvoor de opdracht gegeven. [eiseres] wilde namelijk een samenwerking met [onderneming 4] krijgen. [eiseres] stelt dat [onderneming 4] een siliciumzuurproduct van [eiseres] heeft getest. [gedaagde sub 1] en [A] zouden bewust de testresultaten niet met [eiseres] hebben gedeeld ten behoeve van de ontwikkeling van het [product 1] . [gedaagde sub 1] betwist dat hij contact heeft gehad met [onderneming 4] . Maar zelfs als dat wel zo zou zijn, dan heeft [eiseres] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld. [eiseres] wist van de contacten met [onderneming 4] . Het is niet gebleken dat er testresultaten zijn die niet met [eiseres] zijn gedeeld. Ook is niet gesteld dat [gedaagde sub 1] een concurrerend product aan [onderneming 4] heeft aangeboden.
3.15.
Er is ook geen sprake van onrechtmatig handelen als [gedaagde sub 1] en [B] een gesprek met garnalenkwekers zouden hebben gevoerd over het effect van siliciumzuur. [gedaagde sub 1] betwist een dergelijk gesprek te hebben gevoerd. [eiseres] heeft geen enkele onderbouwing gegeven van deze blote stelling dat dit gesprek zou hebben plaatsgevonden. Bovendien wordt in het geheel niet duidelijk gemaakt waarom daardoor sprake zou zijn van onrechtmatige concurrentie met [eiseres] .
3.16.
Dit geldt ook voor het geval [J] . De heer [J] is een voormalig medewerker van [eiseres] met kennis van siliciumzuur. [F] heeft verklaard dat [gedaagde sub 1] met hem heeft gesproken. [gedaagde sub 1] erkent dat hij [J] heeft ontmoet bij een meeting van [eiseres] en met hem over producten van [eiseres] heeft gesproken. [gedaagde sub 1] heeft een folder met algemeen toegankelijke informatie over producten van [eiseres] toegezonden. Zonder nadere uitleg valt niet in te zien op welke wijze dit schadelijk zou moeten zijn voor [eiseres] . Van enig onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] is dus geen sprake.
3.17.
Tot slot brengt [eiseres] het geval [K] aan de orde. [K] is een deskundige op het gebied van (afwijkende) stabilisatietechnieken van siliciumzuur. [gedaagde sub 1] onderhield in opdracht van [eiseres] contact met deze deskundige. [eiseres] verwijt [gedaagde sub 1] in deze procedure dat hij informatie van [K] over de stabilisatietechnieken met [F] heeft gedeeld. De rechtbank begrijpt zonder verdere uitleg van [eiseres] niet wat hier onrechtmatig aan is. Zowel [gedaagde sub 1] als [F] waren op dat moment werkzaam voor [eiseres] . Het onderling delen van de informatie is in het belang van [eiseres] . Dat geldt ook voor het feit dat [gedaagde sub 1] de contacten met [K] onderhield.
[gedaagde sub 1] heeft het geheimhoudingsbeding niet geschonden
3.18.
Vervolgens moet worden beoordeeld of [gedaagde sub 1] contractuele boetes aan [eiseres] moet betalen omdat hij het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Daarin staat dat [gedaagde sub 1] , tijdens zijn werkzaamheden voor [eiseres] of daarna, geen mededelingen aan derden mag doen van enige bijzonderheid van [eiseres] of met haar gelieerde ondernemingen of klanten, waaronder alle kennis over de producten van [eiseres] , waarvan hij redelijkerwijs kan of moet begrijpen dat deze informatie niet is bestemd voor derden.
3.19.
[eiseres] heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld en het is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] informatie over (de producten van) [eiseres] heeft gedeeld met derden in strijd met het geheimhoudingsbeding. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] haar vordering op basis van de schending van het geheimhoudingsbeding nader onderbouwd. Zij stelt dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudingsbeding zou hebben geschonden door monsters aan relaties van [eiseres] te geven met daarbij safetydatasheets waarbij de naam van een ander bedrijf, in dit geval [onderneming 1] B.V., is vermeld. Daarmee ontneemt [gedaagde sub 1] [eiseres] de kans om haar producten bij deze relaties te verkopen. De rechtbank begrijpt deze argumentatie, maar dit leidt tot de conclusie dat er eventueel onrechtmatig is geconcurreerd door [gedaagde sub 1] . Dit betekent nog niet dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Als [gedaagde sub 1] een monster van het [product 1] aan een (potentiële) relatie van [eiseres] geeft, dan deelt hij daarmee nog geen geheime of bijzondere kennis over (de producten van) [eiseres] met deze relaties.
3.20.
Het geheimhoudingsbeding zou eventueel kunnen zijn geschonden als vast komt te staan dat [gedaagde sub 1] kennis en informatie over de producten van [eiseres] heeft gedeeld met de ontwikkelaar van het [product 1] . [eiseres] stelt dat [gedaagde sub 1] samen met de heer [A] en zijn zoon [B] een samenwerkingsverband vormde en dat zij samen het [product 1] hebben ontwikkeld. Volgens [eiseres] is [gedaagde sub 1] de enige binnen dat samenwerkingsverband met de kennis en ervaring om producten op basis van gestabiliseerd siliciumzuur te maken. Het is echter niet gebleken dat een dergelijk samenwerkingsverband heeft bestaan en dat [gedaagde sub 1] betrokken was bij de ontwikkeling van het [product 1] . De verklaringen van derden, die [eiseres] daarvoor in het geding heeft gebracht, zijn daarvoor onvoldoende. Het zijn geen duidelijke verklaringen en [gedaagde sub 1] heeft de juist- en echtheid voldoende gemotiveerd betwist. [eiseres] heeft bovendien een opname van een telefoongesprek van 30 augustus 2021 tussen [A] en [C] overgelegd. Daaruit blijkt dat [A] een product te koop aanbiedt aan [C] . [A] zegt dat dat product, het [product 1] , is gemaakt door zijn zoon, [B] Uit de opname blijkt niet dat [gedaagde sub 1] enige betrokkenheid heeft gehad bij de ontwikkeling van het product. Ook wordt tijdens dat gesprek niet gezegd dat [gedaagde sub 1] samenwerkt met de heren [achternaam van A en B] . Het is verder ook niet gebleken dat [gedaagde sub 1] zijn kennis en informatie over gestabiliseerd siliciumzuur heeft gedeeld met [A] en [B] , zodat zij dit konden gebruiken bij de ontwikkeling van nieuwe producten op het gebied van gestabiliseerd siliciumzuur. Ook is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] hierover contact heeft gehad met de ontwikkelaar van het product.
3.21.
Ook in de andere gevallen is het niet gebleken dat [gedaagde sub 1] bijzondere informatie over (de producten van) [eiseres] heeft gedeeld waarvan voor hem duidelijk zou moeten zijn dat deze informatie niet voor derden was bestemd. In de gevallen [C] , [concern] , [D] , de reis naar [.] , [onderneming 3] , [onderneming 4] en de gesprekken met de garnalenkwekers en [K] heeft [eiseres] in het geheel niet gesteld dat [gedaagde sub 1] enige informatie met derden heeft gedeeld. Bij die gevallen is alleen gesteld dat [gedaagde sub 1] mogelijk een concurrerend product heeft aangeboden of gesprekken heeft gevoerd buiten [eiseres] om. Voor de situatie met [J] geldt dat [eiseres] opnieuw niet onderbouwd heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] informatie heeft gedeeld. [gedaagde sub 1] heeft zelf in zijn conclusie van antwoord verklaard dat hij slechts een folder met informatie over producten van [eiseres] heeft gedeeld. Dit is geen bijzondere informatie waarop het geheimhoudingsbeding van toepassing is. Deze informatie is openbaar toegankelijk en het delen daarvan is juist in het belang van [eiseres] .
3.22.
[gedaagde sub 1] hoeft ook geen contractuele boetes aan [eiseres] te betalen vanwege een schending van het geheimhoudingsbeding.
[gedaagde sub 1] hoeft de kosten voor de reis naar [.] niet te vergoeden
3.23.
[eiseres] vordert € 4.250,- aan schadevergoeding van [gedaagde sub 1] vanwege de kosten die zij heeft gemaakt voor de zakenreis van [gedaagde sub 1] en [A] naar [.] . [gedaagde sub 1] hoeft dit niet te vergoeden. Uit de producties bij de dagvaarding blijkt dat [A] een budget van € 4.250,- heeft aangevraagd bij [eiseres] voor deze reis. [eiseres] heeft dit bedrag ook aan [A] betaald. Volgens [eiseres] was de betaling van dit bedrag bedoeld als budget voor [A] en [gedaagde sub 1] samen. Maar dat blijkt nergens uit. [gedaagde sub 1] heeft voldoende onderbouwd dat hij zelf de kosten voor de reis naar [.] heeft betaald. Zo heeft hij aangetoond dat hij zijn vliegtickets zelf heeft geboekt en betaald, voordat [eiseres] het bedrag van € 4.250,- aan [A] heeft overgemaakt. Bovendien bleef [A] een langere periode van ruim vier weken in [.] . [gedaagde sub 1] is daar slechts vijf dagen geweest.
3.24.
Maar ook al zou [eiseres] ook kosten voor [gedaagde sub 1] hebben vergoed, dan heeft zij niet onderbouwd gesteld dat het handelen van [gedaagde sub 1] (en [A] ) tijdens de zakenreis naar [.] bij haar schade heeft veroorzaakt omdat [gedaagde sub 1] (en [A] ) onrechtmatig zouden hebben gehandeld. Ook om die reden kan [gedaagde sub 1] niet (mede)aansprakelijk worden gesteld voor de betaalde onkosten.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft paulianeus gehandeld
3.25.
De levering van het aandeel van [gedaagde sub 1] in de gemeenschappelijke woning aan [gedaagde sub 2] is paulianeus geweest. [eiseres] heeft terecht de vernietiging daarvan ingeroepen op grond van artikel 3:45 BW. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht hierover toewijzen.
3.26.
De rechtbank stelt vast dat de overdracht van het aandeel in de woning van [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] een onverplichte rechtshandeling is geweest. [gedaagde sub 1] heeft gesteld dat het een verplichte rechtshandeling is geweest, maar dat is niet gebleken. [gedaagde sub 1] stelt dat hij schulden had bij [gedaagde sub 2] en dat hij verplicht was om ter aflossing daarvan zijn aandeel in de echtelijke woning aan [gedaagde sub 2] over te dragen. [gedaagde sub 2] zou meer eigen geld hebben gebruikt voor de aflossing van de gezamenlijke hypotheek dan [gedaagde sub 1] . Ook zou [gedaagde sub 2] een lening aan [gedaagde sub 1] hebben verstrekt en meerdere leningen van [gedaagde sub 1] hebben afbetaald. De vorderingen van [gedaagde sub 2] zouden direct opeisbaar zijn. [gedaagde sub 1] heeft deze stellingen op geen enkele wijze onderbouwd. Van hem mocht worden verwacht dat hij stukken kon overleggen waaruit blijkt dat [gedaagde sub 2] daadwerkelijk meer eigen geld in de woning heeft gestopt en geldleningen heeft verstrekt aan [gedaagde sub 1] en/of geldleningen voor hem heeft afgelost. De rechtbank gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [gedaagde sub 1] om alsnog bankafschriften te overleggen waaruit bepaalde overboekingen blijken. [gedaagde sub 1] had voldoende gelegenheid en aanleiding om deze bankafschriften direct in deze procedure in het geding te brengen. Hij is bekend met het standpunt van [eiseres] dat het gaat om een onverplichte rechtshandeling. Dit heeft zij in de conclusie van antwoord in reconventie nogmaals herhaald. [gedaagde sub 1] krijgt daarom nu niet meer de gelegenheid om deze stukken alsnog in het geding te brengen.
3.27.
Door de overdracht van het aandeel van [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] , is [eiseres] benadeeld. Zonder deze paulianeuze levering had [eiseres] zich op het aandeel van [gedaagde sub 1] in de woning kunnen verhalen. Dat het totale vermogen van [gedaagde sub 1] na de overdracht gelijk is gebleven, omdat schulden zijn afgelost en zelfs een restantschuld zou zijn kwijtgescholden, doet daar niets aan af. Voor [eiseres] resteren er nu minder vermogensobjecten van [gedaagde sub 1] waarop zij zich kan verhalen. Zij had daarbij bovendien, als beslaglegger, voorrang op de opbrengst uit de woning gehad boven [gedaagde sub 2] als concurrent schuldeiser.
3.28.
[gedaagde sub 1] c.s. moest ook hebben geweten dat [eiseres] werd benadeeld door de overdracht van het aandeel van [gedaagde sub 1] in de woning. Ten eerste geldt het rechtsvermoeden van artikel 3:46 lid 1 sub 3 onder a BW. Daarin staat dat als een benadelende rechtshandeling is verricht binnen één jaar voor het inroepen van de pauliana, dan wordt vermoed dat beide partijen bij de rechtshandeling, in dit geval [gedaagde sub 1] c.s., wisten dat zij derden benadeelden met die rechtshandeling. Dit vermoeden geldt hier, omdat de levering van het aandeel van [gedaagde sub 1] in de woning een rechtshandeling is die is verricht met zijn echtgenote [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] c.s. is er niet in geslaagd om dit rechtsvermoeden te weerleggen. Hij heeft dit geprobeerd door te stellen dat hij zich jaren geleden, bij het aangaan van de leningen, al had verplicht tot het inlossen van de schuld door zijn aandeel in de woning over te dragen. In dat geval geldt het vermoeden niet. [gedaagde sub 1] c.s. heeft deze stelling niet onderbouwd. Hij heeft geen stukken overgelegd waaruit deze verplichting blijkt. Ook is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. voorafgaand aan de aansprakelijkstelling van [eiseres] van 23 september 2021 had afgesproken om over te gaan tot inlossing van de schulden. De notariële levering heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2021. Dat is slechts drie weken nadat [eiseres] [gedaagde sub 1] schriftelijk aansprakelijk heeft gesteld voor haar schade en heeft geattendeerd op de verschuldigdheid van de contractuele boetes vanwege de schending van het geheimhoudings- en non-concurrentiebeding. Het is aannemelijk dat [gedaagde sub 1] om deze reden zijn aandeel aan [gedaagde sub 2] heeft overgedragen. Bovendien blijkt daaruit ook dat [gedaagde sub 1] [gedaagde sub 2] op de hoogte heeft gebracht van deze aansprakelijkstelling.
3.29.
De rechtbank zal in een eindvonnis voor recht verklaren dat de rechtshandelingen, die op 12 oktober 2021 hebben geleid tot de eigendomsoverdracht van het aandeel van [gedaagde sub 1] in de gemeenschappelijke woning aan [gedaagde sub 2] , terecht buitengerechtelijk door [eiseres] zijn vernietigd. [gedaagde sub 1] c.s. zal worden veroordeeld om medewerking te verlenen aan de teruglevering van het aandeel in de woning door [gedaagde sub 2] aan [gedaagde sub 1] . Deze veroordeling zal nu echter nog niet worden uitgesproken. Het is een voorwaardelijke veroordeling, namelijk voor het geval dat [eiseres] een geldelijke vordering op [gedaagde sub 1] heeft gekregen. Op dit moment staat nog niet vast dat [eiseres] aanspraak kan maken op een schadevergoeding vanwege het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] . Als gevolg daarvan moet ook de beslissing over het toekennen van een proceskostenveroordeling (inclusief vergoeding van de beslagkosten) vooralsnog worden aangehouden. Daardoor heeft [eiseres] nog geen geldelijke vordering waarvoor zij zich op het vermogen van [gedaagde sub 1] kan verhalen. Op dit moment kan daarom nog niet worden geoordeeld of [eiseres] belang heeft bij haar vordering tot teruglevering van het aandeel door [gedaagde sub 1] c.s.
3.30.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert in reconventie dat [eiseres] wordt veroordeeld om het conservatoire beslag op de woning op te heffen. Ook de beoordeling van deze vordering is afhankelijk van de vraag of [gedaagde sub 1] schade moet vergoeden aan [eiseres] . Vooralsnog is er geen reden om [eiseres] te dwingen het beslag op te heffen. [gedaagde sub 1] heeft onrechtmatig gehandeld waardoor hij aansprakelijk is voor mogelijke schade van [eiseres] . Bij die stand van zaken heeft [eiseres] destijds het beslag mogen leggen.
[eiseres] moet de facturen van [gedaagde sub 1] betalen
3.31.
[gedaagde sub 1] heeft [eiseres] facturen gestuurd voor zijn werkzaamheden in de maanden juli en augustus 2021. Dit is een totaalbedrag van € 16.627,51. [eiseres] moet dit bedrag, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, aan [gedaagde sub 1] betalen.
3.32.
[eiseres] meent dat zij de facturen niet hoeft te betalen, omdat [gedaagde sub 1] in die periode, de maanden juli en augustus 2021, maar ook in de maanden daarvoor tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht. Dit verweer houdt geen stand. [gedaagde sub 1] heeft geen wanprestatie gepleegd in de zin van artikel 6:74 BW, omdat hij het non-concurrentie- en geheimhoudingsbeding niet heeft geschonden. Wel heeft hij onrechtmatig tegenover [eiseres] gehandeld, in ieder geval in de maanden juli en augustus 2021. Maar dat kan er niet toe leiden dat [eiseres] daardoor van haar betalingsverplichting wordt bevrijd door niet meer te hoeven betalen voor de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] in die maanden. Daarvoor is nodig dat de overeenkomst van opdracht tussen partijen is ontbonden of vernietigd. Daar is geen sprake van. Ook heeft [eiseres] niet gesteld dat zij haar betalingsverplichtingen mocht opschorten. Daarom is de betalingsverplichting van [eiseres] blijven bestaan en zal zij in een eindvonnis worden veroordeeld om de facturen van [gedaagde sub 1] te betalen.
3.33.
Wel heeft [eiseres] een beroep op verrekening gedaan van de facturen van [gedaagde sub 1] met de door haar gestelde schade. Dat beroep op verrekening slaagt. Maar op dit moment staat nog niet vast dat [eiseres] schade heeft geleden waarvoor [gedaagde sub 1] aansprakelijk is. Ook is de hoogte van die schade nog niet bekend. Daarom zal de veroordeling van [eiseres] tot betaling van de facturen, mogelijk na verrekening met haar schade, worden aangehouden tot het eindvonnis.
Conclusie en vervolg procedure
3.34.
De vorderingen van [eiseres] uit hoofde van de contractuele boetes zullen worden afgewezen. [gedaagde sub 1] heeft het non-concurrentie- en geheimhoudingsbeding niet geschonden. Na de bespreking van de tien gevallen is duidelijk geworden dat [gedaagde sub 1] wel onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld. Het onrechtmatig handelen bestaat uit het feit dat [gedaagde sub 1] de beschikking had over een concurrerend product, het [product 1] , dat hij in ieder geval aan twee (potentiële) relaties van [eiseres] heeft aangeboden. Dat is de heer [C] geweest en de firma [concern] . [eiseres] wordt toegelaten tot het leveren van bewijs dat [gedaagde sub 1] het [product 1] ook aan [D] heeft aangeboden. Daarnaast mag [eiseres] voor het geval [onderneming 3] bewijzen dat zij niet bekend was met de werkwijze van [gedaagde sub 1] om een concurrerend product, naast een product van [eiseres] , aan een klant aan te bieden om te testen. Als dat vast komt te staan, dan heeft [gedaagde sub 1] ook in die gevallen onrechtmatig gehandeld.
3.35.
De gevorderde verklaring voor recht daarover kan worden toegewezen. [eiseres] wil dat [gedaagde sub 1] de schade, die zij daardoor heeft geleden, vergoedt. Zij verzoekt daarom om de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure. De rechtbank meent dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade zou kunnen hebben geleden door het handelen van [gedaagde sub 1] . Zij kan omzet zijn misgelopen doordat [C] , [concern] en mogelijk [D] en [onderneming 3] niet hebben gekozen voor het afnemen van producten van [eiseres] , maar voor het concurrerende product dat hen is aangeboden. [gedaagde sub 1] betwist het bestaan van de schade, omdat hij in geen van deze gevallen het [product 1] of het Spaanse product (in het geval [onderneming 3] ) in plaats van het [eiseres] product aan de klanten heeft verkocht. De rechtbank ziet aanleiding om de eventuele schade van [eiseres] in deze procedure vast te stellen. De zaak wordt dus niet verwezen naar de schadestaatprocedure. De reden daarvoor is dat de uitkomst van een aantal vorderingen van zowel [eiseres] als [gedaagde sub 1] c.s. afhankelijk is van de vraag of [gedaagde sub 1] een schadevergoeding aan [eiseres] moet betalen en zo ja, wat de hoogte daarvan is. Pas als dat vast komt te staan, kan er definitief worden geoordeeld over de verplichting tot teruglevering van het aandeel in de woning door [gedaagde sub 2] aan [gedaagde sub 1] , over het al dan niet opheffen van de conservatoire beslagen en de betaling van de beslag- en proceskosten. Deze beslissingen zullen worden aangehouden totdat in een eindvonnis ook kan worden geoordeeld over de schadevordering van [eiseres] door het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] . Dat geldt ook voor de veroordeling van [eiseres] om de facturen van [gedaagde sub 1] te betalen.
3.36.
Het vervolg van deze procedure ziet er als volgt uit. [eiseres] zal eerst de gelegenheid krijgen om bewijs te leveren waaruit blijkt dat [gedaagde sub 1] het [product 1] ook aan [D] heeft overhandigd en [eiseres] niet bekend was met en toestemming heeft gegeven voor de werkwijze van [gedaagde sub 1] om een monster van een Spaans product aan [onderneming 3] aan te bieden. Daar mag [gedaagde sub 1] op reageren. Dan zal in een volgend tussenvonnis worden vastgesteld of [gedaagde sub 1] ook in die gevallen onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld. Daarna zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld om de schade, die zij door het handelen van [gedaagde sub 1] bij de gevallen [C] , [concern] en mogelijk [D] en [onderneming 3] heeft geleden, te onderbouwen. Zij zal ook gemotiveerd moeten stellen waarom deze schade aan [gedaagde sub 1] kan worden toegerekend. [gedaagde sub 1] mag daar vervolgens op reageren. In een volgend vonnis, mogelijk het eindvonnis, zal worden geoordeeld of [eiseres] schade heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] en of hij daarvoor aansprakelijk is. Ook zal er worden geoordeeld over de vraag of het vonnis uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. [gedaagde sub 1] heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4. De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen dat [gedaagde sub 1] het [product 1] aan [D] heeft overhandigd,
4.2.
draagt [eiseres] op te bewijzen dat zij niet bekend was met en toestemming heeft gegeven voor de werkwijze van [gedaagde sub 1] om een tweede monster van een concurrerend Spaans product aan [onderneming 3] aan te bieden,
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 april 2024voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
4.4.
bepaalt dat [eiseres] , als zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken direct in het geding moet brengen,
4.5.
bepaalt dat [eiseres] , als zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2024 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
4.6.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. D. Wachter in het gerechtsgebouw te Utrecht aan het Vrouwe Justitiaplein 1,
4.7.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
4.8.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
4.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.
5427 (NK)