ECLI:NL:RBMNE:2024:12

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
16/017398-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door schuld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 3 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 april 2022 in Lelystad een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een Skoda Octavia, reed op een voorrangsweg met een snelheid van 147 km/h, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 80 km/h was. Door zijn onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag heeft hij een aanrijding veroorzaakt met een Ford Fiesta, bestuurd door het slachtoffer, dat zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet tijdig heeft vergewist van de verkeerssituatie en onvoldoende heeft geanticipeerd op het gedrag van het slachtoffer, dat zich op de kruising bevond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf op van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft zich in het geding gevoegd, maar haar vordering werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de schade al door de verzekeraar was vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/017398-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Prak, advocaat te Hilversum, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
op 14 april 2022 in Lelystad als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen dat door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;
subsidiairop 14 april 2022 in Lelystad zich als bestuurder zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de maximum snelheid van 80 kilometer per uur heeft overschreden en het ongeval aan zijn schuld te wijten is. De verkeersongevalsanalyse en het forensisch technisch voertuigonderzoek, op basis waarvan de snelheid van verdachte is vastgesteld, zijn onbetrouwbaar. Bij de eerste uitlezing van de Event Data Recorder (EDR) van de auto van verdachte is in eerste instantie namelijk niet het voertuigidentificatienummer van een Skoda Octavia, de auto van cliënt, ingevoerd, maar van een Volkswagen Golf VIII. Bij de tweede uitlezing is kennelijk gebruik gemaakt van een voertuig specifieke kabel voor een ander voertuig. Voor de validatie van de opgeslagen events en gegevens in het geheugen van de EDR zijn rijproeven met een identiek referentievoertuig uitgevoerd, waarbij de niet gevalideerde informatie van de eerste en tweede uitlezing zijn gebruikt en vergeleken met de EDR-informatie die verkregen was door de rijproeven. Verder is onduidelijk of het referentievoertuig ook winterbanden had en of de testen zijn uitgevoerd onder dezelfde weersomstandigheden.
De raadsvrouw heeft tevens vrijspraak bepleit voor het subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft geen concreet gevaarscheppend gedrag vertoond, nu het slachtoffer degene was die de gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan door stil te blijven staan op de kruising.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In het
proces-verbaal Verkeersongevalsanalysevan 28 december 2022 is door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
Op 14 april 2022 had op het kruispunt van de wegen Elandweg, de Edelhertweg en de Swifterringweg te Lelystad, een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een Skoda Octavia en een Ford Fiesta waren betrokken. De bestuurster van de Ford raakte zwaar gewond ten gevolge van het ongeval. De bestuurder van de Skoda reed op de Swifterringweg, komende vanuit de richting van de Dronterringweg en gaande in de richting van Dronterweg. De bestuurder van de Ford reed op de Edelhertweg, komende uit de richting van Binnenhavenweg en gaande in de richting van Elandweg / Biddingweg. [2]
Ingevolge artikel 21 onder a van het RVV 1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen 80 km/h. [3]
Uit het voertuigonderzoek van de Skoda Octavia (kenteken [kenteken] ) [4] en de Ford Fiesta (kenteken [kenteken] ) [5] bleek het volgende: de Skoda en de Ford verkeerden in voldoende staat van onderhoud en vertoonden vrijwel zeker geen gebreken welke van invloed konden zijn geweest op het verloop dan wel het ontstaan van het ongeval.
De later tijdens het PD onderzoek uitgevoerd terugplaatsing van de voertuigen op de sporen bevestigde de conclusie dat de Ford zich deels op de Swifterringweg bevond op het moment van de aanrijding. [6]
Door collega [verbalisant 3] , Operationeel Specialist A, werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche, team Forensische Opsporing afdeling Automotive van de eenheid Midden Nederland, werd de voertuig elektronica van de Skoda uitgelezen met gebruikmaking van relevante hard- en software. Van deze uitlezing en de navolgende validatie is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt onder BVH nummer PL0900-2022103866 — 12 welke bij dit dossier is gevoegd. [7]
Uitlezing / analyse EDR data Skoda
Er wordt 5 seconden pre-crash data opgeslagen. Uit de data van event 2 (aanrijding) bleek dat op 5 seconden voor het laatste speed sample, door de bestuurder van de Skoda op de Swifterringweg werd gereden met een op de snelheidsmeter weergegeven snelheid van ongeveer 147 km/h. Tevens bleek dat bij de genoemde 147 km/h op t = - 5.0 seconden, het gaspedaal niet werd bediend (0% Accelerator Pedal) en de bedrijfsrem wel was geactiveerd, daarom is het zeer aannemelijk dat de bestuurder reeds eerder dan 5.0 seconden voor het laatste speed sample is begonnen met vertragen, en dus de op de snelheidsmeter weergegeven snelheid waarschijnlijk nog hoger is geweest dan de geregistreerde 147 km/h.
Tussen t = -2.5 s en t = -1.5 s liet de bestuurder gedurende 1.0 s het rempedaal los, het gaspedaal werd niet bediend. Op t = -1.5 s, dus 1.5 seconde vóór het laatste speed sample, had de Skoda nog een snelheid van 134 km/h. Op t = -1.5 s zette de bestuurder van de Skoda een noodremming in waarbij het ABS werd geactiveerd.
Tevens zag ik dat ongeveer 1.0 seconde voor het laatste speed sample een stuurbeweging naar rechts werd ingezet naar rechts direct voor de aanrijding. De aanrijding met de Ford vond dus plaats ongeveer 0,25 seconde na het laatste speedsample. Aangenomen kan worden dat de bestuurder van de Skoda de remming ononderbroken heeft vervolgd tot aan de aanrijding met de Ford. Deze aanname zou resulteren in een snelheid van de Skoda op het moment van de botsing van ongeveer 90 km/h. [8]
5.5
Statische vermijdbaarheid
Ik berekende vanuit de pre-crash data dat de bestuurder van de Skoda op t = -1.5 s een noodremming inzette en zich op dat moment op een afstand van ongeveer 55 meter voor het conflictpunt bevond (zie tabel 02 pagina 41). Wanneer de bestuurder van de Skoda met een
aanvangssnelheid van 80 km/h op genoemd punt een noodremming zou hebben ingezet dan zou het voertuig ongeveer 18 meter voor het conflictpunt stil hebben gestaan en had de aanrijding niet plaatsgevonden. [9]
In het
proces-verbaal van bevindingenvan 19 december 2022 is door verbalisant [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
(Tweede) uitlezing met VIN [VIN nummer]
Op 13 september 2022 werd door mij het geheugen van de Event Data Recorder (EDR) van het elektronische regelapparaat van de airbags opnieuw uitgelezen met behulp van daarvoor bestemde hard- en software, namelijk de Bosch Crash Retrieval Tool, versie 21.5, maar ditmaal werd het elektronische regelapparaat, met behulp van een daarvoor geschikte kabel, rechtstreeks aangesloten op de Crash Data Retrieval Tool. lk zag dat het geheugen van de Event Data Recorder, met behulp van een rechtstreekse aansluiting op het regelapparaat, nu wel met het eigen voertuigidentificatienummer kon worden benaderd. [10]
5.1 –
Aanleiding validatie
Om uit te sluiten dat in de Event Data Recorder parameters mogelijk onjuist geregistreerd zijn, is gekozen om de opgeslagen events en bijbehorende gegevens in het geheugen van de Event Data Recorder te valideren.
Door middel van rijproeven met een identiek referentievoertuig is CAN -bus data verzameld volgens vastgestelde scenario's. Door een impact te geven op de crash sensoren van de opstelling, werd een botsing gesimuleerd die door de Event Data Recorder werd geregistreerd en opgeslagen. De geregistreerde parameters in het geheugen van de Event Data Recorder konden opnieuw worden uitgelezen en vergeleken met de omstandigheden, zoals deze tijdens de rijproeven waren vastgelegd. Bij de validatie van de EDR data is in het specifiek onderzocht of de voertuigsnelheid, zoals deze weergegeven wordt op het instrumentenpaneel van het voertuig, overeenkwam met de voertuigsnelheid die in het geheugen van de EDR wordt weggeschreven. [11]
5.2 –
Voorbereiding rijproeven validatie
Er is gekozen om een technisch identiek voertuig (referentievoertuig) te gebruiken voor de rijproeven. Er werden twee botsingen gesimuleerd. Tijdens de gesimuleerde botsingen werd CAN -bus data afgespeeld, die tijdens rijproeven met een referentievoertuig opgenomen was.
Validatie gegevens Event Data Recorder
Door middel van de eerste simulatie van een botsing werd vastgesteld dat de voertuigsnelheid, waarmee het referentievoertuig tijdens de rijproef gereden heeft, tijdens de gesimuleerde botsing op de juiste wijze weggeschreven werd in het geheugen van de Event Data Recorder van het ongevalsvoertuig. Deze snelheid kwam overeen met de snelheid die op het instrumentenpaneel van het referentievoertuig werd weergegeven.
Door middel van de tweede simulatie van een botsing werd vastgesteld dat alle omstandigheden, waarmee het referentievoertuig tijdens de rijproef gereden heeft, tijdens de gesimuleerde botsing op de juiste wijze weggeschreven werden in het geheugen van de Event Data Recorder van het ongevalsvoertuig. Hieruit kan worden opgemaakt dat de voertuigsnelheid, pedaalbedieningen en ABS activatie, zoals deze voorafgaand en tijdens het verkeersongeval geregistreerd zijn, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk correct in het geheugen van de Event Data Recorder van het ongevalsvoertuig opgeslagen zijn.
Validatie voertuigsnelheid
Van het referentievoertuig kon worden vastgesteld dat een snelheid van 147 kilometer per uur, zoals weergegeven op het instrumentenpaneel en zoals deze in geval van een botsing zou worden opgeslagen in de Event Data Recorder, overeenkwam met een daadwerkelijke snelheid van 143 tot 144 kilometer per uur.
Gezien de technische gelijkenissen tussen het referentie- en ongevalsvoertuig, is het zeer waarschijnlijk dat het ongevalsvoertuig een soortgelijke afwijking had van de weergegeven snelheid op het instrumentenpaneel ten opzichte van de daadwerkelijke voertuigsnelheid. [12] Opgemerkt dient te worden dat onder andere factoren als bandenslijtage en bandenspanning van minimale invloed kunnen zijn. [13]
In het
proces-verbaal van bevindingenvan 16 september 2022 heeft [getuige] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Op 14 april 2022 reed ik vanuit Lelystad in de richting van Swifterbant over de Edelhertweg. Er reed één auto voor mij en mijn vriendin [slachtoffer] reed in haar auto achter mij. Aangekomen bij de kruising Edelhertweg met de Swifterringweg zag ik dat de auto linksaf de Swifterringweg op sloeg. Ik sloeg vervolgens rechtsaf. Ik zag wel een auto aankomen maar die was heel ver weg. Toen ik rechtsaf sloeg, keek ik in mijn spiegel en zag ik dat de auto er met een rotgang aan kwam. Ik bleef in mijn spiegel kijken en zei tegen mijzelf: " [slachtoffer] blijf gewoon staan", want ook zij moest naar links toe. En toen zag ik dat zij optrok en dat de beste man op het laatste moment zijn stuur naar rechts gooide om uit te wijken, maar dat mocht niet baten. [14]
In een
geschriftals bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, zijnde een verslag van de spoedeisende hulp van het Amsterdam Universitair Medische Centra van 20 april 2022 is door dr. [A] , traumachirurg, en [B] , arts-assistent Chirurgie, het volgende zakelijk weergegeven, gerelateerd:
Patiënt [slachtoffer] bezocht op 14-04-2022 de spoedeisende hulp.
Conclusie: Hoogenergetisch auto-ongeval met als gevolg:
- Schedel-hersenletsel
- Longcontusie links
- Traumatische atelectase rechts
- Laceratie rechter onderarm.
Datum geconstateerd: 14-04-2022. [15]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verkeersongevalsanalyse en voertuigonderzoek
Een verkeersongevalsanalyse (VOA) en een forensisch technisch voertuigonderzoek gelden in het kader van een strafprocedure als deskundigenberichten. Blijkens het forensisch technisch voertuigonderzoek is het geheugen van de Event Data Recorder (EDR) van het elektronisch regelapparaat van de airbags van verdachtes auto twee keer uitgelezen met behulp van de Bosch Crash Retrieval Tool. In eerste instantie werd daarbij het voertuigidentificatienummer van een andere merk en type auto (te weten Volkswagen Golf VII) ingevoerd, omdat merk en type van de ongevalsauto (Skoda Octavia) nog niet was opgenomen in de voertuigdekkingslijst van de Bosch Crash Data Retrieval Tool. Naderhand kon tijdens een tweede uitlezing van het geheugen van de EDR wel het voertuigidentificatienummer van een Skoda Octavia worden ingevoerd, waarbij het elektronische regelapparaat van de airbags door middel van een daarvoor geschikte kabel werd aangesloten op de Crash Data Retrieval Tool. Het bleek dat er geen verschillen waren tussen de eerste en tweede lezing.
Vervolgens zijn de opgeslagen events en bijbehorende gegevens in het geheugen van het EDR gevalideerd door middel van de uitvoering van een simulatiebotsing met een identiek referentievoertuig. Hieruit bleek dat een snelheid van 147 kilometer per uur, zoals was opgeslagen in de EDR, overeenkwam met een daadwerkelijke snelheid van 143 tot 144 kilometer per uur.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit ziet de rechtbank geen aanleiding aan de juistheid van dit onderzoek en de bevindingen te twijfelen. De twee uitlezingen hebben dezelfde data opgeleverd, en deze data zijn middels een simulatie gevalideerd. De suggestie van de raadsvrouw dat bij de tweede lezing een kabel is gebruikt die (alleen) specifiek geschikt zou zijn voor een ander voertuig wordt weersproken door het proces-verbaal en is ook overigens onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank concludeert daarom dat de VOA en het forensisch technisch voertuigonderzoek betrouwbaar zijn. De rechtbank passeert dan ook het verweer van de verdediging hieromtrent en zal de voornoemde stukken bezigen voor het bewijs.
Mate van schuld
Vaststaat dat verdachte op 14 april 2022 in Lelystad als bestuurder van een personenauto (Skoda Octavia) op een voorrangsweg, namelijk de Swifterringweg, reed en een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij hij een van rechts komende personenauto (Ford Fiesta) heeft aangereden, waardoor de bestuurder daarvan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte schuld aan het verkeersongeval oplevert in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat er voor de vaststelling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 dient te worden gekeken naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst hiervan en de overige omstandigheden van het geval. Er dient te worden vastgesteld of verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat het verkeersongeval aan zijn schuld is te wijten – met andere woorden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Hiervoor dient het gedrag van verdachte te worden afgewogen tegen hetgeen doorgaans op basis van de geldende verkeersregels en -situatie van een reguliere automobilist mag worden verwacht. De schuld ziet niet op de relatie tussen het gedrag en het letsel van het slachtoffer. Dit houdt in dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het handelen kan worden vastgesteld dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte vijf seconden voorafgaand aan het ongeval met een snelheid van ongeveer 147 kilometer per uur op de Swifterringweg reed, terwijl de maximaal toegestane snelheid ter plaatse 80 kilometer per uur bedroeg en verdachte hiervan op de hoogte was. Verdachte begaf zich op een voor hem bekende weg en reed in een voertuig dat hem vertrouwd was. Het zicht en wegdek waren in orde. Verdachte heeft de ter plaatse geldende toegestane snelheid met ruim 60 kilometer per uur overschreden en heeft er daardoor onvoldoende op kunnen anticiperen dat het slachtoffer, in een poging om van rechts de kruising over te steken, zich gedeeltelijk met de voorzijde van haar auto op het kruispunt begaf en daar bleef stilstaan.
Hoewel in beginsel de bestuurder die een voorrangsweg oprijdt het op die weg rijdende verkeer voorrang moet verlenen, had verdachte onder deze omstandigheden niet van het slachtoffer mogen verwachten dat zij zijn snelheid goed kon inschatten en hem de vrije doorgang zou verlenen. Maximale snelheidsvoorschriften scheppen verwachtingen in het verkeer en een flinke overschrijding daarvan kan verraderlijk zijn voor andere weggebruikers. Verdachte was degene die zonder enige noodzaak met een veel te hoge snelheid de kruising is genaderd en daardoor zijn auto niet zodanig onder controle heeft gehouden dat hij tijdig zijn auto tot stilstand had kunnen brengen of voldoende had kunnen remmen om afstand te behouden en de aanrijding te voorkomen. Ondanks dat verdachte binnen vijf seconden voor het ongeval heeft geremd en een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt om het voertuig van het slachtoffer te ontwijken, kon hij de botsing niet vermijden. Er is gebleken dat verdachte de botsing wel had kunnen voorkomen, als hij zich aan de maximumsnelheid had gehouden. In dat geval zou verdachte voldoende tijd hebben gehad om te anticiperen op de positie van het slachtoffer op de weg, omdat zijn remweg korter zou zijn geweest. Bovendien zou in die situatie het slachtoffer voldoende tijd hebben gehad om de kruising veilig over te steken. Het is aannemelijk dat zij dan niet met de voorzijde van haar voertuig op het kruispunt stil was gaan staan, nu dit stilstaan blijkbaar was ingegeven door het plotseling met grote snelheid naderen van verdachte. Gezien dit laatste doet de verkeersfout van het slachtoffer – stilstaan op een kruising – niet af aan de schuld van verdachte.
Op basis van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de snelheid van verdachte zodanig ongeoorloofd hoog en van wezenlijke invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval, dat het aan verdachtes schuld kan worden verweten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat het rijgedrag van verdachte kan worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank concludeert dat er sprake is van schuld als bedoeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en komt derhalve tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 14 april 2022 te Lelystad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een Skoda Octavia), daarmede rijdende over de Swifterringweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- met een snelheid van 147 kilometer per uur, althans met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te rijden en
- daarbij in onvoldoende mate te letten en blijven letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en
- zich er daarbij niet tijdig van te vergewissen dat de bestuurder van een Ford Fiesta, te weten [slachtoffer] , doende was de kruising van de Swifterringweg met de Elandweg - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links - over te steken, althans die zich daartoe op de Swifterringweg bevond en
- ter hoogte van voornoemde kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- vervolgens tegen voornoemde Ford Fiesta te botsen, waardoor [slachtoffer] (zijnde bestuurder van de Ford Fiesta) zwaar lichamelijk letsel, te weten schedel- en hersenletsel en een longcontusie en een traumatische atelectase en een laceratie aan de rechter onderarm werd toegebracht, terwijl het feit is veroorzaakt door in ernstige mate de maximumsnelheid te overschrijden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee te houden dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. De raadsvrouw heeft daarom bepleit om bij een bewezenverklaring artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door veel te hard op een voorrangsweg te rijden en zo een frontale botsing met een overstekende auto te veroorzaken, waardoor de bestuurder daarvan zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Door een overschrijding van de toegestane maximale snelheid met minimaal 60 kilometer per uur heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend weggedrag vertoond. Niet voor niets gelden er regels in het verkeer die een maximumsnelheid voorschrijven. De buitenproportionele snelheidsoverschrijding van verdachte heeft ertoe geleid dat de botsing met de auto van het slachtoffer niet meer te vermijden was. Hierdoor is het slachtoffer half uit de auto geslingerd en ernstig gewond geraakt aan vitale organen van haar lichaam. Het handelen van verdachte heeft daarmee een enorme impact gehad op het leven van het slachtoffer en haar naasten, en heeft daarbij mogelijk ook onnodig het leven van andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht. Verdachte mag van geluk spreken dat het hierbij is gebleven. Het ongeval had immers ook een fatale afloop kunnen hebben. Nu verdachte er bij blijft dat hij zich aan de maximum snelheid heeft gehouden, blijft onbekend waarom hij zo hard heeft gereden. Verdachte had naar eigen zeggen geen haast. Het is echter evident dat zijn handelen een desastreus gevolg heeft gehad. Dat verdachte zeer aangedaan is over het leed van het slachtoffer, wordt wel gezien. Maar verdachte moet zich ook realiseren dat dit voorkomen had kunnen worden, als hij geen lak aan de verkeersregels had gehad en zich wel aan de toegestane snelheid had gehouden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte reeds in juni 2019 is veroordeeld voor bumperkleven en na de onderhavige zaak, in augustus 2023, is veroordeeld voor een snelheidsovertreding.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting van 20 december 2023 over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij werkzaam is als onderhoudsmonteur en daarvoor zijn rijbewijs nodig heeft. Tevens heeft verdachte verklaard psychisch last te ondervinden naar aanleiding van het ongeval.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van het feit en het toegebrachte letsel, en de mate van de snelheidsoverschrijding van verdachte. De rechtbank heeft verder gelet op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hieruit volgt dat in het geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg en waarbij sprake is van zeer onvoorzichtig en/of onoplettend gedrag, aansluiting kan worden gezocht bij de categorie ‘ernstige schuld’. Dit oriëntatiepunt gaat uit van een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
De rechtbank ziet in het licht van het strafdoel van vergelding geen aanleiding om af te wijken van de hoogte van de onvoorwaardelijke taakstraf.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een ontzegging van de rijbevoegdheid passend is. De rechtbank overweegt dat verdachte enerzijds blijk heeft gegeven in te voelen wat voor leed hij het slachtoffer heeft toegebracht en zich ter terechtzitting aangedaan heeft getoond, maar dat hij anderzijds stellig is blijven ontkennen dat hij harder heeft gereden en dus geen verantwoordelijkheid heeft genomen. Ook weegt de rechtbank mee dat hij eerder al was veroordeeld wegens een verkeersovertreding, en tenslotte dat hij door een rijontzegging in zijn werk aanmerkelijk wordt belemmerd.
Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw verkeersovertredingen te begaan, zal de rechtbank een fors strafdeel van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk aan verdachte opleggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 160 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 80 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert slechts een vergoeding voor haar letselschade ten gevolge van het bewezenverklaarde, indien het niet mogelijk is om deze schade te verhalen bij de verzekeraar van verdachte. Gelet op het voorgaande heeft de benadeelde partij geen bedrag ingevuld bij de gevorderde schade.
Ter terechtzitting van 20 december 2023 heeft de benadeelde partij verklaard dat haar schade reeds met de verzekeraar van verdachte is afgewikkeld.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de schade van de benadeelde partij reeds vergoed is door de verzekeraar van verdachte en overigens geen schadebedrag op het formulier Verzoek tot schadevergoeding is ingevuld, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Tot slot compenseert de rechtbank de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van de ontzegging een
gedeelte van 10 (tien) maanden nietzal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. A.M. Loots en V. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 januari 2024.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2022 te Lelystad, in elk geval in Nederland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een Skoda Octavia), daarmede rijdende over de weg, Swifterringweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid van 147 kilometer per uur althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de bestuurder van een motorrijtuig (Ford Fiësta), te weten [slachtoffer] , doende was voornoemde Swifterringweg en/of de kruising van de Swifterringweg met de Elandweg - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar rechts - over te steken, althans die zich (daartoe) op de Swifterringweg bevond en/of
- ter hoogte van voornoemde kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde Ford Fiësta te botsen en/of te rijden, waardoor een ander te weten [slachtoffer] (zijnde bestuurder van de Skoda Octavia) zwaar lichamelijk letsel, te weten schedel- en/of hersenletsel en/of een longcontusie en/of een traumatische atelectase en/of een laceratie aan de rechter onderarm, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt door in ernstige mate de maximumsnelheid te overschrijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2022 te Lelystad, in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto, Skoda Octavia), daarmee rijdende op de weg, Swifterringweg komende uit de richting van de Donterringweg
- met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid van 147 kilometer per uur althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de bestuurder van een motorrijtuig (Ford Fiësta), te weten [slachtoffer] , doende was voornoemde Swifterringweg en/of de kruising van de Swifterringweg met de Elandweg - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar rechts - over te steken, althans die zich (daartoe) op de Swifterringweg bevond en/of
- ter hoogte van voornoemde kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde Ford Fiësta is gebotst en/of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 februari 2023, genummerd PL0900-2022103866, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 128. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 14.
3.Pagina 23.
4.Pagina 33.
5.Pagina 35.
6.Pagina 42.
7.Pagina 48.
8.Pagina’s 49 en 50.
9.Pagina’s 51 en 52.
10.Pagina 69.
11.Pagina 73.
12.Pagina 77.
13.Pagina 83 en 84.
14.Pagina 95.
15.Pagina’s 112 en 113.