ECLI:NL:RBMNE:2024:1224

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/4045
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 4 maart 2024, wordt het beroep van eiser behandeld dat op 29 augustus 2023 is ingediend. Eiser heeft geklaagd dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden. Eiser had zijn verzoek op 19 november 2022 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 2 januari 2023 moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 6 januari 2023 in gebreke gesteld, maar tot op heden is er nog geen besluit genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijk te stellen is aan een besluit dat vernietigd moet worden. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4045

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

(gemachtigde: mr. M.L.J. Dukers)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser van 29 augustus 2023 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een verzoek of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn verzoek of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn verzoek ingediend op 19 november 2022. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Op
19 december 2022 heeft verweerder de beslistermijn opgeschort met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 2 januari 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 6 januari 2023 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder heeft de rechtbank verzocht om een langere termijn te bepalen en wel tot en met 3 oktober 2023. De reden dat er nog geen besluit is genomen, is volgens verweerder onder meer gelegen in de hoeveelheid documenten en de ingewikkelde zoektocht naar documenten.
6. Tot op heden heeft verweerder nog geen besluit genomen. Hierdoor ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder een langere termijn toe te kennen. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twee weken om te beslissen op het verzoek van eiser. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser betalen.
10. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2024.
De griffiers is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.