3.1.De Staat vordert in de dagvaarding – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
met betrekking tot het gepachte sub 1:
ontbinding van de pachtovereenkomst met ingang van 1 mei 2023 dan wel met ingang van een door de pachtkamer te bepalen datum;
veroordeling van [gedaagde] om het gepachte sub 1 binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en niet zonder toestemming van de Staat opnieuw te betreden, met machtiging van de Staat om deze veroordeling op kosten van [gedaagde] te realiseren;
veroordeling van [gedaagde] om aan de Staat te betalen een bedrag van € 58.294,70 aan achterstallige pachtpenningen en watersysteemheffing, berekend over de periode 1 november 2022 tot en met 30 april 2023, te verhogen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 maart 2023 tot de voldoening en verminderd met de betaling ad € 58.294,70 die [gedaagde] op 9 augustus 2023 aan de Staat heeft gedaan;
veroordeling van [gedaagde] om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.857,89 per maand aan pachtpenningen voor iedere maand die vanaf 1 mei 2023 verstrijkt, te verhogen met de wettelijke handelsrente voor iedere maand dat betaling van de pachtprijs niet binnen een maand na de verschijndag van de pachttermijn heeft plaatsgehad;
veroordeling van [gedaagde] om aan de Staat een gebruiksvergoeding van € 4.857,89 per maand te betalen ter zake het gebruik van het gepachte sub 1 in de periode tussen de datum van ontbinding van de pachtovereenkomst en de feitelijke ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der opeisbaarheid tot de voldoening;
met betrekking tot het gepachte sub 2:
6. ontbinding van de pachtovereenkomst met ingang van 1 mei 2023 dan wel met ingang van een door de pachtkamer te bepalen datum;
7. veroordeling van [gedaagde] om het gepachte sub 2 binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en niet zonder toestemming van de Staat opnieuw te betreden, met machtiging van de Staat om deze veroordeling op kosten van [gedaagde] te realiseren;
8. veroordeling van [gedaagde] om aan de Staat te betalen een bedrag van € 76.402,31 aan achterstallige pachtpenningen en watersysteemheffing, berekend over de periode 1 november 2022 tot en met 30 april 2023, te verhogen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 maart 2023 tot de voldoening;
9. veroordeling van [gedaagde] om aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.366,86 per maand aan pachtpenningen voor iedere maand die vanaf 1 mei 2023 verstrijkt, te verhogen met de wettelijke handelsrente voor iedere maand dat betaling van de pachtprijs niet binnen een maand na de verschijndag van de pachttermijn heeft plaatsgehad;
10. veroordeling van [gedaagde] om aan de Staat een gebruiksvergoeding van € 6.366,86 per maand te betalen ter zake het gebruik van het gepachte sub 2 in de periode tussen de datum van ontbinding van de pachtovereenkomst en de feitelijke ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der opeisbaarheid tot de voldoening;
11. veroordeling van [gedaagde] om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.567,58 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de voldoening;
12. veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente.