ECLI:NL:RBMNE:2024:1275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
24/503 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], beroep ingesteld tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Eiser had zijn aanvraag op 10 mei 2023 ingediend, waarop verweerder binnen vier weken, dus uiterlijk op 7 juni 2023, had moeten beslissen. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden. Eiser heeft verweerder op 20 oktober 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een beslissing te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen het griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 4 maart 2024, in aanwezigheid van griffier C.A.A.W. van der Heijden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma-Heringa).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 10 mei 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 7 juni 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 20 oktober 2023 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid , van de Awb). Verweerder heeft in het verweerschrift van 13 februari 2024 aangegeven uiterlijk 12 maart 2024 een beslissing te nemen, gezien de omvang van het verzoek, de complexiteit om de verzocht gegevens te verzamelen en het aantal bij hem ingediende zienswijzen. Verweerder geeft daarbij aan dat sprake is van 10.343 belanghebbenden.
5. De beslistermijn is inmiddels ruim overschreden. Gelet op de door verweerder aangegeven uiterlijke datum van beslissen en de datum van deze uitspraak, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder twee weken de tijd te geven om een beslissing te nemen. Deze termijn gaat in na de dag van verzending van deze uitspraak.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee bovengenoemde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 maart 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.