ECLI:NL:RBMNE:2024:1386

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
23/4509 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 7 maart 2024, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend op 14 september 2023. Eiser heeft beroep aangetekend omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft besloten dat het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder gelijkgesteld moet worden met een besluit dat vernietigd wordt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van vier weken, die op 18 juni 2023 is ingediend, op 17 juli 2023 verstreken is. Eiser heeft verweerder op 17 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, en er zijn geen proceskosten gemaakt door eiser die vergoed moeten worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft de beslissing vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4509

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder,

(gemachtigde: mr. N. el Moussaoui).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van 14 september 2023 van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 18 juni 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo.
Verweerder had dus uiterlijk op 17 juli 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 17 augustus 2023 (door verweerder ontvangen op 21 augustus 2023) in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
5. De reden dat er nog geen besluit is genomen, is volgens verweerder onder meer gelegen in de ingewikkelde zoektocht naar en de hoeveelheid aan documenten. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om verweerder een langere termijn te geven nu de beslistermijn inmiddels ruim zeven maanden is overschreden en verweerder nog geen besluit heeft genomen.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van €184,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 maart 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.