In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot een opvolgende rechterlijke machtiging voor betrokkene, geboren in 1946, die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank oordeelt dat zij onvoldoende geïnformeerd is over de huidige situatie van betrokkene en haar thuissituatie. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er zorgen zijn over de mogelijkheid van betrokkene om terug te keren naar huis, gezien haar geheugenstoornissen en de onduidelijkheid over de zorg die zij thuis zou kunnen ontvangen. De rechtbank besluit de machtiging voor een kortere duur van twee maanden te verlenen, zodat er meer informatie kan worden verzameld en een onafhankelijke arts betrokkene opnieuw kan beoordelen. De rechtbank verzoekt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om uiterlijk 19 april 2024 een nieuwe medische verklaring te overleggen, waarin de bevindingen van de onafhankelijke arts worden weergegeven en de mogelijkheden voor thuiszorg worden besproken. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open.