ECLI:NL:RBMNE:2024:1410

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
C/16/570374 / FV RK 24-354
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging voor betrokkene in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot een opvolgende rechterlijke machtiging voor betrokkene, geboren in 1946, die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank oordeelt dat zij onvoldoende geïnformeerd is over de huidige situatie van betrokkene en haar thuissituatie. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er zorgen zijn over de mogelijkheid van betrokkene om terug te keren naar huis, gezien haar geheugenstoornissen en de onduidelijkheid over de zorg die zij thuis zou kunnen ontvangen. De rechtbank besluit de machtiging voor een kortere duur van twee maanden te verlenen, zodat er meer informatie kan worden verzameld en een onafhankelijke arts betrokkene opnieuw kan beoordelen. De rechtbank verzoekt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om uiterlijk 19 april 2024 een nieuwe medische verklaring te overleggen, waarin de bevindingen van de onafhankelijke arts worden weergegeven en de mogelijkheden voor thuiszorg worden besproken. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/570374 / FV RK 24-354
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 1 maart 2024naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te Stichting [stichting] , locatie [locatie] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.J. Daniels.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 22 september 2022;
- de aanvraag van 8 februari 2024;
- de medische verklaring van 7 februari 2024;
- het zorgplan.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 maart 2024, op de locatie Stichting [stichting] , [locatie] te [plaats] .
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [specialist] , specialist ouderengeneeskunde (hierna: de specialist ouderengeneeskunde);
- de heer [de zoon] , de zoon van betrokkene (hierna: de zoon);
- mevrouw [de verzorger] , verzorger (hierna: de verzorger).
Verder was aanwezig:
- mevrouw [coassistent] , coassistent.
1.3.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling niet direct uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de uitspraak na 15:00 uur bekend gemaakt door middel van een kennisgeving van de uitspraak. Deze is verstrekt aan de advocaat van betrokkene en de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder.

2.Beoordeling

De standpunten
2.1.
De advocaat verzoekt om de rechterlijke machtiging te verlenen voor een kortere periode. Er is namelijk weinig informatie bekend en bij een rechterlijke machtiging voor een kortere periode kan er opnieuw naar de zaak gekeken worden door een onafhankelijke specialist. Betrokkene vertelt zelf dat zij naar huis wil en naar haar man. Dit zal zij tot het einde van haar leven zeggen. Betrokkene vindt dat zij niet in een verpleeghuis thuis hoort.
2.2.
De specialist ouderengeneeskunde vertelt dat er bij betrokkene lichamelijk weinig aan de hand is sinds zij hier woont. In gesprek kan betrokkene zich goed verwoorden, maar de geheugenstoornis komt in een gesprek wel naar voren. Betrokkene komt altijd terug op hetzelfde, namelijk dat zij naar huis wil. De specialist ouderengeneeskunde ziet hier dan ook een gebrek aan inzicht in. Betrokkene kan de situatie niet helemaal overzien en dat maakt dat het thuis ook niet meer ging. In de thuissituatie was betrokkene erg afgevallen, omdat ze niet goed at, en zij was ook meerdere keren gevallen. Een keer heeft zij een nacht op de grond gelegen omdat zij niet alarmeerde. Volgens de specialist ouderengeneeskunde zijn dit signalen dat de cognitie niet meer goed is. Daarnaast was er in de thuissituatie sprake van onderlinge agitatie tussen betrokkene en haar echtgenoot. Daardoor werd de thuissituatie ook gevaarlijk. De specialist ouderengeneeskunde ziet dat deze zitting veel onrust en boosheid veroorzaakt bij betrokkene en de diagnose is zorgvuldig gesteld. De specialist ouderengeneeskunde vindt een rechterlijke machtiging voor een kortere termijn dan ook niet zinvol, terwijl de zitting in het kader van een machtiging voor betrokkene belastend blijkt te zijn.
2.3.
De zoon vertelt dat het thuis niet ging zoals het hoort. Betrokkene had weinig zin om dingen te doen en was niet te motiveren. Dit was voor de echtgenoot van betrokkene niet vol te houden, omdat de echtgenoot nog werkt.
2.4.
De verzorger vertelt dat betrokkene wakker gemaakt moet worden en pas rond elf uur of half twaalf uit bed komt. Betrokkene eet minimaal en moet erop geattendeerd worden om te eten. Daarnaast is er sprake van incontinentie en dit onthoudt betrokkene niet. Zij moet dan ook geholpen worden met omkleden in de avond en ander incontinentiemateriaal omdoen. De verzorger vindt dat dit signalen zijn dat de cognitie achteruitgaat. Ook denkt de verzorger dat het voor de echtgenoot van betrokkene lastig is. In het verpleeghuis is er meer grip op de situatie en is er meer structuur. Het eten en de medicatie wordt op vaste tijden aangeboden en thuis kan dat niet geregeld worden.
De inhoudelijke beoordeling
2.5.
Op 20 april 2023 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van het verblijf verleend tot en met uiterlijk 22 maart 2024.
2.6.
Allereerst merkt de rechtbank op dat ook een vervolg rechterlijke machtiging geen automatisme is. Er wordt (wederom) een inhoudelijke toets gedaan met betrekking tot de vraag of verblijf in een instelling tegen de wil van betrokkene (nog steeds) noodzakelijk is. De rechtbank moet, om die toets te kunnen doen, volledig en ter zake doende worden geïnformeerd.
2.7.
Onderdeel van deze informatie is de verklaring van een onafhankelijk en ter zake kundige arts. In deze verklaring moet expliciet onderbouwd worden dat sprake is van gedrag als gevolg van de psychogeriatrische aandoening dat leidt tot ernstig nadeel. Tevens moet onderbouwd worden dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen en dat er geen minder ingrijpende maatregelen zijn om het ernstig nadeel te voorkomen.
2.8.
Ten aanzien van de medische verklaring in de onderhavige zaak geldt het volgende.
Voor wat betreft de diagnose wordt door de onafhankelijk arts slechts verwezen naar de diagnose van het UMC. De enige eigen vaststelling van de onafhankelijke arts is dat er sprake is van stoornissen op meerdere domeinen die haar functioneren beïnvloeden. Betrokkene heeft onder andere stoornissen van het korte termijn geheugen en de oriëntatie in tijd is gestoord, zo stelt de arts vast. Deze vaststellingen zijn echter niet onderbouwd.
De medische verklaring is verder opgesteld aan de hand van informatie van de afdeling en de echtgenoot. De verklaring baseert het ernstig nadeel op het dossier, de afdeling en de echtgenoot, maar komt niet tot een eigen vaststelling. Uit de stukken blijkt dat de echtgenoot ten tijde van de opname van betrokkene overbelast was. Niet blijkt echter welke maatregelen toen zijn genomen, dan wel welke nu mogelijk zouden kunnen zijn om wonen bij de echtgenoot wel mogelijk te maken. Uit de verklaring blijkt niet dat de onafhankelijk arts daar enig eigen onderzoek naar heeft gedaan.
Uiteraard is de rechtbank ermee bekend dat dementie een progressieve ziekte is en dat dus de situatie van betrokkene niet zal verbeteren. Dit beantwoordt echter niet de vraag of de situatie van betrokkene nu al zo ernstig is dat zij tegen haar wil in een zorginstelling moet verblijven.
2.9.
De rechtbank acht zich dan ook onvoldoende geïnformeerd over de huidige situatie, het toestandsbeeld van betrokkene en de thuissituatie van betrokkene. Ook tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank niet afdoende geïnformeerd om een rechterlijke machtiging voor een langere duur te kunnen verlenen.
2.10.
De zorgverantwoordelijke heeft verteld dat betrokkene weinig tot niet te activeren is, zo staat ze vaak pas om 11 uur op. Ze eet slecht en neemt haar medicatie niet goed in. Ook moet betrokkene begeleid worden bij het ’s avonds verschonen van haar incontinentiemateriaal. De zorgverantwoordelijke was van mening dat de aansturing die betrokkene nodig heeft niet door eventuele thuiszorg geleverd kan worden.
Ter zitting heeft de zoon van betrokkene desgevraagd verklaard dat er af en toe thuis hulp was. Dat duidt niet op structurele thuiszorg. Ter zitting heeft de arts verklaard dat betrokkene een goede lichamelijke gezondheid heeft. In hoeverre het dan een ernstig nadeel is als zij niet (altijd) haar medicatie neemt, is niet duidelijk, terwijl ook niet duidelijk is waarom thuiszorg haar niet net zo goed kan begeleiden bij het nemen van medicatie als de verzorgenden in het verpleeghuis. Dit laatste geldt ook bij het verschonen van het incontinentiemateriaal in de avond. Dat betrokkene laat opstaat en niet actief is, kan zonder nadere onderbouwing niet beschouwd worden als een ernstig nadeel. De arts heeft nog verklaard dat betrokkene en haar echtgenoot elkaar irriteerden, hetgeen zelfs tot fysieke onenigheid heeft geleid. Daarbij is echter ook niet duidelijk in hoeverre dit een gevolg is van de ziekte van betrokkene.
Duidelijk is wel dat er zorgen zijn omtrent betrokkene.
2.11.
Gelet op de zorgen en de onduidelijkheid of betrokkene terug naar huis kan zal de rechterlijke machtiging verleend worden voor een kortere duur, te weten twee maanden. In deze periode kan betrokkene opnieuw gezien worden door een onafhankelijke arts en kan er een nieuwe, uitgebreidere en onderbouwde medische verklaring (zoals hierboven uiteengezet) worden afgegeven. Ook kan meer informatie worden verstrekt over de (on)mogelijkheden van verblijf in de thuissituatie.
2.12.
De rechtbank verzoekt het CIZ om uiterlijk 19 april 2024 een nieuwe medische verklaring aan de rechtbank te over te leggen. Uit deze medische verklaring moet blijken dat de onafhankelijke arts betrokkene heeft gesproken en wat zijn/haar vaststellingen zijn in dat gesprek. Daarnaast moet de medische verklaring weergeven welke hulpverlening in de thuissituatie is geprobeerd en in hoeverre dit wel of niet heeft gewerkt. Als laatste dient er in de medische verklaring een beschrijving te staan van de problemen die voorzienbaar zijn als betrokkene terug zou gaan naar haar thuissituatie. Het CIZ dient deze medische verklaring ook naar de advocaat van betrokkene te sturen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[betrokkene]geboren op [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats] ;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 1 mei 2024;
- houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan;
- bepaalt dat de mondelinge behandeling van het verzoek wordt voortgezet op
26 april 2024, op een nader te bepalen tijdstip;
- verzoekt het CIZ om
uiterlijk 19 april 2024een nieuwe medische verklaring te overleggen.
Deze beschikking is op 1 maart 2024 gegeven door mr. P.A.M. Penders, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door I. Stooker als griffier en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 8 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
..
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.