In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] B.V. [eiseres] was in dienst bij [gedaagde] van 15 november 2021 tot 8 juni 2023 en vorderde betaling van een bedrag van € 1.467,48 bruto, dat door [gedaagde] was ingehouden op haar salaris vanwege vermeende min-uren. [gedaagde] stelde dat [eiseres] haar uren niet had gemaakt en dat zij meer salaris had ontvangen dan waar zij recht op had. De kantonrechter oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is om een deugdelijke boekhouding bij te houden en dat [gedaagde] niet voldoende had aangetoond dat [eiseres] daadwerkelijk min-uren had opgebouwd. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] toe en oordeelde dat [gedaagde] het ingehouden bedrag, inclusief wettelijke rente, moest betalen. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van proceskosten aan [eiseres].