ECLI:NL:RBMNE:2024:1521

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10686254
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.G. Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van opstalverzekering afgewezen wegens eigen gebrek woning

In deze zaak vordert [eiser] B.V., als cessionaris van [B], vergoeding van waterschade aan de kelderconstructie van de woning van [B] van ASR Schadeverzekering N.V. De vordering wordt afgewezen omdat ASR stelt dat de schade voortkomt uit een eigen gebrek van de woning, wat uitgesloten is van dekking onder de opstalverzekering. De procedure begon met een dagvaarding en de mondelinge behandeling vond plaats op 6 februari 2024. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat de schade, die is ontstaan door een ondeugdelijke kelderconstructie, niet onder de polisdekking valt. ASR heeft een schade-expert ingeschakeld die concludeerde dat de constructie met zwembadfolie niet gebruikelijk is en als gebrekkig moet worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelt dat ASR slaagt in haar verweer en dat de vordering van [eiser] tot schadevergoeding van € 5.512,76 wordt afgewezen. ASR wordt wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij pas na de dagvaarding een deel van de vordering heeft betaald. De totale proceskosten worden begroot op € 811,33, waarvan ASR € 472,33 moet betalen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10686254 \ UC EXPL 23-5869
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
[eiser] B.V., T.H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Stichting Ombudsman Schadeverzekeringen Nederland,
tegen
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ASR,
gemachtigde: mr. S.C. Banga.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 6;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- akte overlegging productie 7 van [eiser] ;
- het bericht van de rechtbank van 29 november 2023 waarin partijen opgeroepen worden voor de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 6 februari 2024. Namens [eiser] is verschenen haar gemachtigde Stichting Ombudsman Schadeverzekeringen Nederland, vertegenwoordigd door de heer [A] . Namens ASR is verschenen mevrouw
[schade jurist] (schadejurist) en haar advocaat-gemachtigde mr. S.C. Banga. Beide partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Namens [eiser] zijn pleitaantekeningen overgelegd. Daarnaast hebben partijen vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Na afloop van de zitting is besloten dat er vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Er is waterschade ontstaan in de woning van de heer [B] (hierna: [B] ). [eiser] vordert (als cessionaris van [B] ) van ASR vergoeding van de volledige schade. ASR slaagt in haar verweer dat de schadevordering van [eiser] , na eisvermindering, niet onder de polisdekking valt. Deze vordering valt namelijk onder het ‘eigen gebrek van de woning’ en dit is uitgesloten van dekking. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.

3.De beoordeling

Waar de zaak over gaat
3.1.
[B] is sinds 1987 eigenaar van de woning gelegen aan [adres] in [plaats 2] . ASR is de opstalverzekeraar van [B] . [B] heeft deze woning op 1 november 2022 te koop gezet. Eind januari 2023 heeft [B] een controlebezoek gebracht aan deze gemeubileerde leegstaande woning en ontdekte toen waterschade in de oorspronkelijke kelderruimte van de woning. De voorkant van de woning, waar de keuken is, ligt hoger dan de achterkant van de woning. Onder de keuken is de lage kelderruimte 27 jaar geleden uitgegraven en een vertrek met stahoogte gecreëerd.
3.2.
[B] heeft de waterschade bij ASR gemeld met het verzoek deze te vergoeden op grond van de opstalpolis. Op 7 februari 2023 heeft [B] zelf onderzoek naar de oorzaak van de schade laten doen en een offerte van de schade laten opstellen door een aannemer, [bedrijf] (productie 2 dagvaarding).
3.3.
Op 20 februari 2023 heeft een schade-expert van ASR de woning van [B] bezocht en de schadeoorzaak en de hoogte van de schade onderzocht. Hierbij heeft de schade-expert de uitkomst van het onderzoek van de aannemer van [B] overgenomen (zie productie 2 conclusie van antwoord). In het rapport van de schade-expert staat dat de kelderruimte na het uitgraven waterdicht is gemaakt middels het plaatsen van zwembadfolie. Dit folie is opgetrokken tot/voorbij de funderingsbalk. Vervolgens is er een vloer gestort en zijn er voorzetwanden voor het folie geplaatst. Gebleken is dat het folie gescheurd is waardoor tijdens hevige regenval hemelwater, dat van het maaiveld “onderweg” was naar het grondwaterpeil, naar binnen kon lekken. Door verzakking van de bodem is er spanning op het folie komen te staan, waardoor het folie is gescheurd. De totale schade is begroot op € 11.083,60. De schade-expert heeft in zijn rapport de opmerking gemaakt dat hij de constructie met zwembadfolie dubieus en niet gebruikelijk vindt. Verder is ook de hoogte van het schadebedrag op de offerte door de schade-expert geaccordeerd. De schade-expert heeft de totale schade in overleg met de aannemer van [B] opgedeeld in schade als:
“Gevolg van verzakking en scheuren zeil
Sloopwerk bak, maken nieuwe kelderbak € 5.512,76
“Gevolg binnengedrongen water
Herstelkosten wanden, stuc en schilderwerk inclusief btw € 5.570,84”
De oorzaak van het binnendringen van het hemelwater en de hoogte van de schade staat tussen partijen niet ter discussie.
3.4.
Op 23 februari 2023 heeft ASR in eerste instantie de volledige vordering van [B] afgewezen met als reden dat de schade niet onder de polisdekking zou vallen met een beroep op de Voorwaarden verzekering Woonhuis VP WH 2022-01 (hierna: polisvoorwaarden).
3.5.
Op 19 juli 2023 heeft [B] een akte van cessie ondertekend op basis waarvan de vorderingsrechten van [B] die voortvloeien uit deze schadevordering zijn overgegaan op [eiser] . [eiser] is vervolgens deze procedure gestart. Zij vordert – samengevat – ASR te veroordelen tot het verlenen van dekking onder de verzekeringsovereenkomst door uitkering aan [B] van de schade ter hoogte van € 11.083,60, vermeerderd met rente en kosten. Volgens [eiser] moet de schade, die het gevolg is van het binnendringen van hemelwater in de woning, geheel door ASR worden vergoed op basis van de opstalpolis.
3.6.
In deze procedure heeft ASR het standpunt ingenomen dat de schade die het gevolg is van binnengedrongen water (herstelkosten wanden, stuc- en schilderwerk) toch wel onder de polisdekking valt en alsnog voor vergoeding in aanmerking komt. Daarom is op 30 oktober 2023 een bedrag van € 5.570,84 (inclusief btw) aan [eiser] betaald. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling haar eis verminderd met dit bedrag. Dit betekent dat de hoogte van de hoofdvordering verlaagd is naar € 5.512,76.
3.7.
Volgens [eiser] is ASR verplicht om ook het resterende bedrag op basis van de opstalpolis te vergoeden, omdat de kelderconstructie zelf niet gebrekkig is en daarom niet gezien moet worden als een eigen gebrek van de woning. Om die reden heeft [eiser] de procedure voortgezet.
3.8.
ASR voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de schade die gepaard gaat met de reparatie of het vervangen van de kapotte constructie zelf (als gevolg waarvan het hemelwater het woonhuis kon binnenstromen) niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat die veroorzaakt is door een eigen gebrek aan de woning, namelijk de gebrekkige kelderconstructie. ASR concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangegeven het petitum aan te willen passen op het punt waarin [eiser] vordert de geldvordering aan [B] te betalen. [eiser] wijzigt dit in betaling aan [eiser] zelf. ASR heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
De vordering van [eiser] tot vergoeding van de schade van € 5.512,76 wordt afgewezen
3.10.
De vordering van [eiser] tot het bieden van polisdekking en betaling van een schadevergoeding van € 5.512,76 door ASR zal worden afgewezen. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
3.11.
De gevolgschade van het binnendringen van het water is, zoals weergegeven in overweging 3.6, inmiddels door ASR vergoed. Dit betekent dat de vordering van [eiser] die na eisvermindering overblijft, bestaat uit een schadevergoeding voor de reparatie- / vervangingskosten van de kelderconstructie zelf. Voor het al dan niet toewijzen van deze vordering moet beoordeeld worden of ASR slaagt in haar verweer.
3.12.
ASR stelt dat de kelderconstructie moet worden gezien als een eigen gebrek van de woning. Een vergoeding hiervan is door ASR uitgesloten op basis van artikel 4 van de polisvoorwaarden:
“4 Voor welke schade bent u nooit verzekerd?
(…)
Uitsluiting Eigen gebrek van uw woonhuis
Bijzonderheden Het eigen gebrek zelf is niet verzekerd.
Schade veroorzaakt door het eigen gebrek vergoeden wij wel. U bent daarvoor verzekerd zoals beschreven inhoofdstuk 3.1 Basisdekking.
Met eigen gebrek bedoelen we een gebrek van het woonhuis zelf, bijvoorbeeld door een natuurlijke eigenschap of slechte kwaliteit.
(…)”
3.13.
Het beroep van ASR op artikel 4 polisvoorwaarden slaagt. Zij baseert dit beroep op het oordeel van haar eigen schade-expert die de constructie, waarbij de scheidingswand van de woning met de buitenwereld slechts bestaat uit zwembadfolie met een voorzetwand ervoor, “dubieus en niet gebruikelijk” vindt. Daarmee is dit volgens ASR aan te merken als een gebrekkige constructie.
3.14.
[eiser] heeft de conclusie uit dat rapport onvoldoende onderbouwd betwist. De conclusie, dat een ondergrondse scheidingswand van slechts zwembadfolie met een voorzetwand ervoor, dubieus is, komt de kantonrechter op voorhand aannemelijk voor. [eiser] voert aan dat de constructie met het zwembadfolie gebruikelijk is in de woonwijk waar de woning van [B] staat en dat de constructie tot aan de schadedatum in 2023 zonder problemen heeft gefunctioneerd. Zij onderbouwt deze argumenten verder niet, wat wel op haar weg had gelegen in het licht van de inhoud van de rapportage van de schade-expert.
[eiser] voert verder aan dat ASR heeft miskend dat het eigen gebrek een lasnaadje of een ander klein gebrek geweest kan zijn dat niet als een gebrekkige constructie gezien moet worden. De kantonrechter oordeelt anders. De ondeugdelijke waterkering, bestaande uit zwembadfolie met een voorzetwand, vergroot de kans op lekkages, zo is uit de rapportage van de schade-expert af te leiden. Het eigen gebrek is de constructie zelf en niet een scheurtje dat in het folie is ontstaan. De kantonrechter oordeelt concluderend dat ASR slaagt in haar verweer en dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
ASR moet de kosten van de dagvaarding en het griffierecht betalen
3.15.
Alhoewel de vordering van [eiser] zal worden afgewezen, oordeelt de kantonrechter dat ASR een deel van de proceskosten moet betalen. ASR heeft namelijk pas na betekening en aanbrenging van de dagvaarding een deel van de vordering van [eiser] betaald. [eiser] was op dat moment al verplicht de dagvaardingskosten en het griffierecht te betalen.
3.16.
De door [eiser] noodzakelijk gemaakte kosten worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,33
- griffierecht
524,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
811,33
3.17.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet dus in principe het salaris van de gemachtigde van ASR betalen. Voor het opstellen van de conclusie van antwoord en voor de zitting die op 6 februari 2024 heeft plaatsgevonden wordt 2 x 1,0 punt toegekend. Tegelijkertijd kent de kantonrechter 1,0 punt toe voor de door [eiser] noodzakelijk opgestelde dagvaarding. Dit komt voor rekening van ASR. De kantonrechter oordeelt op basis hiervan dat onderaan de streep 1,0 punt x € 339,00 aan salaris gemachtigde door [eiser] aan ASR betaald moet worden. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de in overweging 3.16 begrote proceskosten die ASR aan [eiser] moet betalen. Dat betekent dat een bedrag van € 472,33 aan proceskosten resteert.
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt als onweersproken toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst vordering a van het petitum van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt ASR in de proceskosten van € 472,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als ASR Schadeverzekering N.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt ASR tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.5
wijs het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
LMT 5629