Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- Verzoeker;
- Mevrouw [B] (hierna: [B] )
- De heer [C] , een vriend van [B] ;
- De heer [D] , een vriend van [B] .
2.De feiten
3.Het verzoek en de beoordeling
Slechts in een
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een gevolmachtigde van een erfgenaam om zijn loon als vereffeningskosten vast te stellen. De verzoeker, die is aangesloten bij de Nederlandse Organisatie voor Executeurs (NOVEX), heeft het verzoek ingediend in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de enig erfgenaam van de nalatenschap van de overleden [A]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker geen door de rechtbank benoemde vereffenaar is en dat er geen wettelijke grondslag is voor het vaststellen van het loon van een gevolmachtigde van een erfgenaam/vereffenaar voor het uitvoeren van vereffeningswerkzaamheden. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de Richtlijnen vereffening nalatenschappen in uitzonderlijke situaties een opening bieden voor het toekennen van loon, maar dat in dit geval geen uitzonderingssituatie aanwezig was. De verzoeker heeft veel tijd en moeite gestoken in de vereffening van de nalatenschap, maar dit is niet ongebruikelijk voor dergelijke zaken. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeker het bedrag van € 51.196,84 dat hij heeft overgemaakt naar zijn rekening voor de verrichte vereffeningswerkzaamheden, moet terugstorten naar de ervenrekening. De beschikking is openbaar uitgesproken en tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.