ECLI:NL:RBMNE:2024:1567

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
23/3716 en 23/3718
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaren door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De beslissingen op bezwaar, genomen op 9 juni 2023, werden door de rechtbank vernietigd. Eiseres had niet tijdig de gronden van bezwaar ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring. Echter, in haar beroepschrift stelde eiseres dat zij de relevante correspondentie niet had ontvangen en dat verweerder geen verzendadministratie kon overleggen. De rechtbank oordeelde dat de beroepen kennelijk gegrond waren, mede op basis van de reactie van verweerder op 6 februari 2024, waarin verweerder aangaf de bezwaren alsnog inhoudelijk te willen behandelen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak inhoudelijk te beslissen op de bezwaren van eiseres. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 875,- aan eiseres, en het griffierecht dient ook vergoed te worden. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren op 7 maart 2024, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/3716 en UTR 23/3718

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eiseres heeft ingediend tegen de twee beslissingen op bezwaar van verweerder van 9 juni 2023.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in bezwaar gaat moet zeggen waarom zij het niet eens is met het besluit en dit ook uitleggen. Dat worden ‘gronden’ genoemd. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt kan verweerder bepalen dat het bezwaar niet inhoudelijk wordt behandeld.
3. Verweerder heeft op 3 mei 2023 een brief aan eiseres gestuurd waarin staat dat zij tot 31 mei 2023 de tijd heeft om de gronden van bezwaar in te dienen. In deze brief staat dat als eiseres dit niet doet, haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaard kan worden. Eiseres heeft niet (op tijd) de gronden van bezwaar ingediend. Daarom heeft verweerder de bezwaren van eiseres op 9 juni 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
4. In haar beroepschrift geeft eiseres – samengevat – aan dat zij de brieven van 3 mei 2023 niet heeft ontvangen en gaat er vanuit dat verweerder geen verzendadministratie kan overleggen.
5. In reactie op de gronden van beroep heeft verweerder bij brief van 6 februari 2024 aangegeven dat zij voornemens zijn beide bezwaarschriften alsnog inhoudelijk in behandeling te nemen. Verweerder verzoekt dan ook de beroepen gegrond te verklaren.
6. Gelet op de gronden van eiseres en de reactie van verweerder in de brief van
6 februari 2024 is de rechtbank van oordeel dat de beroepen kennelijk gegrond zijn (artikel 8:54 van de Awb). De rechtbank vernietigt daarom de beslissingen op bezwaar van verweerder van 9 juni 2023. De rechtbank draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak inhoudelijk te beslissen op de bezwaren van eiseres. Dit betekent niet meteen dat eiseres inhoudelijk ook gelijk krijgt. Verweerder moet daarover nu gaan beslissen.
7. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Aangezien er sprake is van twee samenhangende zaken is dit volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een vast bedrag van
€ 875,-, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank ;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van verweerder;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending te beslissen op de bezwaren van eiseres;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet vergoeden;
-veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.