ECLI:NL:RBMNE:2024:1655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/5971
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep bestuursorgaan

In deze zaak heeft Stichting SKA Kinderopvang op 4 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling van een eerdere beslissing. De verzoekster heeft de verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op 6 april 2023 in gebreke gesteld. Op 2 januari 2024 heeft de verweerder een besluit genomen op het verzoek om herbeoordeling. Na dit besluit heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, de rechtbank kan bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder moet worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep. De proceskosten zijn vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25. Daarnaast moet de verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen op 9 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

Stichting SKA Kinderopvang, te Amersfoort, verzoekster,

(gemachtigde: A.M. Wuisman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 4 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling van [A] .
Bij brief van 6 april 2023, ontvangen door verweerder op 11 april 2023 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld.
Bij besluit van 2 januari 2024 heeft verweerder een besluit genomen op het verzoek om herbeoordeling. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 18 januari 2024 heeft verweerder hierop gereageerd.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoekster) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank ziet dan ook aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt
van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.