ECLI:NL:RBMNE:2024:1664

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/3154
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep bestuursrecht

In deze zaak heeft de Katholieke Scholenstichting Fectio, gevestigd te Houten, op 17 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op een verzoek om herbeoordeling. De verzoekster heeft verweerder in gebreke gesteld op 12 april 2023, waarna verweerder op 12 september 2023 een besluit heeft genomen. Na dit besluit heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op dit verzoek. Op 8 november 2023 heeft verweerder gereageerd.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder moet worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep. De proceskosten zijn vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren op 16 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3154

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2024 in de zaak tussen

Katholieke Scholenstichting Fectio, te Houten, verzoekster,

(gemachtigde: N. Krens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 17 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling van [belanghebbende] .
Bij brief van 12 april 2023, ontvangen door verweerder op 14 april 2023 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld.
Bij besluit van 12 september 2023 heeft verweerder een besluit genomen op het verzoek om herbeoordeling. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 8 november 2023 heeft verweerder hierop gereageerd.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoekster) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank ziet dan ook aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt
van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.