In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. Eiseres, eigenaar van kasteel [kasteel] in [plaats], heeft een erfpachtakte afgesloten met de echtgenoot van gedaagde, die na diens overlijden de enige erfpachter is geworden. Eiseres vordert betaling van een achterstallige erfpachtcanon van € 29.572,62, vermeerderd met contractuele rente en beslagkosten, omdat gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres haar vordering voldoende heeft onderbouwd met bewijsstukken en dat het restitutierisico voor eiseres te verwaarlozen is. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor eiseres, aangezien de erfpacht op 1 april 2024 eindigt en gedaagde het kasteel moet ontruimen. De vordering van eiseres is in zijn geheel toegewezen, inclusief de gevorderde beslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens aan gedaagde opgelegd.