ECLI:NL:RBMNE:2024:1740

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
16/226557-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, belediging en mishandeling van politieambtenaren met verzet tijdens aanhouding

Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 september 2023 in Amersfoort meerdere politieambtenaren heeft bedreigd, beledigd en mishandeld. De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding en heeft geweigerd mee te werken aan een blaastest. Tijdens de zittingen op 18 december 2023 en 6 maart 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, niet in staat was zich de gebeurtenissen volledig te herinneren, maar de beschuldigingen niet ontkende. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 106 dagen, met een voorwaardelijk deel van 44 dagen en een proeftijd van 2 jaar. De voorwaarden voor het voorwaardelijke deel zijn gericht op het aanpakken van de onderliggende problematiek van de verdachte, waaronder een drugsverbod en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de mishandeling schade hebben geleden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte 2 maanden gevangenisstraf moet ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/226557-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 december 2023 (pro forma behandeling) en 6 maart 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. R.E. Craenen, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. V. Mes, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door drs. R. Runhart (reclasseringswerker), drs. T.W. van de Kant (klinisch psycholoog) en L. Zijp (GZ-psycholoog).

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 5 september 2023 te Amersfoort [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2
op 5 september 2023 te Amersfoort zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en [aangever 4] , tijdens de aanhouding en/of staandehouding, waardoor hij letsel heeft veroorzaakt bij die [aangever 3] ;
feit 3
op 5 september 2023 te Amersfoort een blaastest heeft geweigerd;
feit 4
op 5 september 2023 te Amersfoort opzettelijk ambtenaren [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] , in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd;
feit 5
op 5 september 2023 te Amersfoort ambtenaren [aangever 3] en/of [aangever 4] , heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 tot en met feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Wel vraagt de officier van justitie partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, voor zover dit feit ziet op het lichamelijk letsel dat het ten laste gelegde feit zou hebben veroorzaakt bij ambtenaar [aangever 3] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde, voor zover dit feit ziet op het lichamelijk letsel dat het feit zou hebben veroorzaakt bij ambtenaar [aangever 3] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het onder 2 ten laste gelegde feit het lichamelijk letsel zoals omschreven in de tenlastelegging heeft veroorzaakt bij ambtenaar [aangever 3] . De rechtbank spreekt verdachte daarom partieel vrij.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij zich weinig tot niets kan herinneren van wat er op 5 september 2023 tijdens de ten laste gelegde feiten is gebeurd. Verdachte had die dag en avond stevig gedronken en was onder invloed tijdens de gebeurtenissen. Hij ontkent de beschuldigingen niet, maar kan zich alleen herinneren dat hij op een gegeven moment op de grond lag in een politiecel terwijl agenten een politieschild op hem hielden. De verdediging heeft, naast de partiele vrijspraak voor feit 2, geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
T.a.v. feiten 1, 2 en 5
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 6 september 2023, genummerd PL0900-2023270983-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 57 tot en met pagina 58;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 6 september 2023, genummerd PL0900-2023270996-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 60 tot en met pagina 61;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] van 5 september 2023, genummerd PL0900-2023270996-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 45 tot en met pagina 46;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] van 6 september 2023, genummerd PL0900-2023270982-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 45 tot en met pagina 46;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2023, genummerd 202305092140055589, opgemaakt door verbalisant [aangever 1] , werkzaam bij Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 96 tot en met pagina 97;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2023, genummerd 202305092140055598, opgemaakt door verbalisant [aangever 2] , werkzaam bij Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 106 tot en met pagina 107;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2023, genummerd PL0900-2023270925-3 opgemaakt door verbalisant [aangever 3] , werkzaam bij Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 31 tot en met pagina 34;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 september 2023, genummerd PL0900-2023270925-5, opgemaakt door verbalisant [aangever 5] , werkzaam bij Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 27 tot en met pagina 29;
T.a.v. feit 3
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van gebruik middelen bij geweldsdelicten van 5 september 2023, genummerd PL0900-2023270925-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 75 tot en met pagina 76;
T.a.v. feit 4
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 5 september 2023, genummerd PL0900-2023270965-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 48 tot en met pagina 49;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 6 september 2023, genummerd PL0900-2023270979-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 51 tot en met pagina 52;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] van 5 september 2023, genummerd PL0900-2023270996-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 45 tot en met pagina 46;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] van 6 september 2023, genummerd PL0900-2023270982-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 45 tot en met pagina 46;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris van 8 september 2023, houdende een bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de beledigingen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 5 september 2023 te Amersfoort [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] en [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ ik onthoud je kop, ik maak je dood”, en
- " ik schiet je kapot”, en
- “ ik schiet/maak je/jullie dood”, en
- " ik sla je kankerhard", en
- “ wacht maar totdat ik je kan slaan”;
2
op 5 september 2023 te Amersfoort, zich met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [aangever 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente) en [aangever 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente) en [aangever 3] (hoofdagent bij de politie) en [aangever 4] (hoofdagent bij de politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding en staandehouding van verdachte door:
- schoppende bewegingen te maken in de richting van ambtenaren, en
- met zijn armen om zich heen te slaan, en
- zijn armen aan te spannen en zijn armen in tegengestelde richting te bewegen, en
- [aangever 2] te duwen, en
- te krabben over de handen van [aangever 3] , en
- een bijtende beweging te maken richting de hand van [aangever 4] ;
3
op 5 september 2023 te Amersfoort opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant ] , belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd een blaastest af te laten nemen, hieraan geen gevolg te geven;
4
op 5 september 2023 te Amersfoort opzettelijk ambtenaren, te weten [aangever 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente) en [aangever 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente) en [aangever 3] (hoofdagent bij de politie) en [aangever 4] (hoofdagent bij de politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:
- “ je bent een kankeragent”, en
- “ je kankermoeder”, en
- “ je kankervader”, en
- “ je bent een kankerflikker”, en
- “ ik neuk je kankermoeder kapot”, en
- “ kankermongool”, en
- “ kankerpolitie”, en
- “ ik neuk je in je kont”, en
- “ kankerhandhaver”, en
- “ kanker blondje”;
5
op 5 september 2023 te Amersfoort, een ambtenaar, [aangever 3] en [aangever 4] ,
gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft mishandeld door die [aangever 3] meermaals en die [aangever 4] één maal op het gezicht, althans op het lichaam, te slaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
wederspannigheid, meermalen gepleegd;
feit 3
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 4
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, niet zijnde een lid van een algemeen vertegenwoordigend lichaam/een openbaar lichaam/een openbare instelling, meermalen gepleegd;
feit 5
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Deskundigen drs. T.W. van de Kant en drs. L. Zijp concluderen in het Pro Justitia rapport van 1 maart 2024 dat bij verdachte een posttraumatische stressstoornis (PTSS) is vastgesteld. De deskundigen merken op dat de gebrekkige emotieregulatie, de krenking en het alcoholgebruik de belangrijkste aanjagers lijken te zijn geweest van het agressieve ontremde gedrag wat betrokkene heeft laten zien. Gezien de samenhang met de beschreven psychopathologie (de rechtbank begrijpt: de samenhang tussen de strafbare feiten en de psychopathologie) wordt geadviseerd hem dit in verminderde mate toe te rekenen. Het Pro Justitia rapport zal – voor zover relevant voor de oplegging van straf en/of maatregelen – verder worden besproken onder 8.3.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte – conform het advies van de deskundigen – verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte – conform het advies van de deskundigen – verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, gelet op de conclusies van de deskundigen, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte is wel strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte helemaal niet wist wat hij deed.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alcoholverbod, drugsverbod, dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze voorwaarden meteen gaan gelden op de dag van de uitspraak (20 maart 2024) door te verzoeken dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht in juridische zin dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om in strafverminderende zin rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, mede gelet op de bewoordingen van de deskundigen in het Pro Justitia rapport, die beschrijven dat verdachte sociaal-emotioneel jonger is dan zijn kalenderleeftijd.
De raadsman verzoekt de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 127 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alcoholverbod, drugsverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Tot slot verzoekt te raadsman om de opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum van de uitspraak (20 maart 2024).
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een oplegging van een straf voor de bewezenverklaarde feiten. Daarbij let de rechtbank op de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte. Hoe de rechtbank dat doet, zal hieronder worden toegelicht.
De ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, belediging en mishandeling van (politie)ambtenaren. Daarnaast heeft verdachte zich verzet ten tijde van zijn aanhouding en staandehouding en heeft hij niet willen meewerken aan een vordering tot het afnemen van een blaastest. Wanneer verdachte door buitengewoon opsporingsambtenaren wordt aangesproken op zijn gedrag richting omstanders, verzet hij zich en uit hij beledigingen en bedreigingen richting deze ambtenaren. Ook wanneer de politie ter plaatse komt, stopt verdachte niet met verzetten, bedreigen en beledigen. Zelfs bij aankomst op het politiebureau gaat verdachte door met verzetten, beledigen en bedreigen, waarbij hij twee politieambtenaren mishandelt.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen blijken de gevolgen van de strafbare feiten op de slachtoffers. Bij de slachtoffers van bedreiging is de angst ontstaan dat hen iets ernstigs zou overkomen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op geen enkele manier rekening heeft gehouden met het effect dat zijn woorden op deze mensen had. De bedreigende en ook de beledigende woorden die verdachte richting de (politie)ambtenaren heeft geuit, getuigen van disrespect voor hen en voor het publieke belang dat door de (politie)ambtenaren wordt gediend. De slachtoffers van de mishandeling – die daarnaast ook zijn bedreigd en beledigd – benoemen in de schriftelijke slachtofferverklaring het fysieke letsel wat zij hebben overgehouden aan het handelen van verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte de lichamelijke integriteit heeft geschonden van deze politieambtenaren; mensen die bovendien gewoon hun werk deden.
De persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van de verdachte. Dit betekent dat de rechtbank rekening houdt met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 februari 2024, waaruit volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De meest recente veroordeling dateert van 17 januari 2024 voor bedreiging tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen.
Bij de beoordeling van de persoon van verdachte betrekt de rechtbank tevens de Pro Justitia rapportage van 1 maart 2024, waaruit onder andere volgt dat bij verdachte PTSS is vastgesteld. De deskundigen adviseren een ambulante behandeling door een forensisch factteam met outreachende zorg (in de volgende alinea nader toegelicht) als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Een ambulante behandeling wordt geadviseerd, omdat diagnostiek nu voor het eerst helder is en behandeling van een dergelijke stoornis meestal ambulant wordt gedaan. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 28 februari 2024, opgesteld door reclasseringswerker R. Runhart. In tegenstelling tot voornoemde deskundigen, adviseert de reclasseringswerker klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. De reclasseringswerker ziet geen andere mogelijkheid dan een langdurige forensische klinische behandeling. Meermaals is geprobeerd om betrokkene in een ambulant traject te stabiliseren en het risico op recidive te verlagen middels verschillende interventies, maar dit is telkens niet gelukt. Daarnaast adviseert de reclasseringswerker de oplegging van de bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling (de rechtbank begrijpt: klinische behandeling), ambulante behandeling (na afronding van klinische behandeling), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcoholverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Voornoemde deskundigen en reclasseringswerker zijn ter terechtzitting van 6 maart 2024 gehoord. De deskundigen Van de Kant en Zijp hebben verklaard dat zij bij hun advies blijven, zoals opgenomen in de Pro Justitia rapportage. De deskundigen noemen het belang van ambulante behandeling door een outreachend team, dat de veroordeelde meermalen benadert en aldus actief probeert te bewerkstelligen dat een veroordeelde in contact komt met zijn behandelaren. De deskundigen wijzen op het verschil tussen een dergelijke aanpak en een klinische behandeling, waarbij er een terugmelding plaatsvindt zodra een veroordeelde zich niet op afspraak bij de kliniek meldt. Reclasseringswerker Runhart geeft aan dat hij de Pro Justitia rapportage van 1 maart 2024 heeft gelezen, maar ziet geen aanleiding ziet om zijn eerder kenbaar gemaakte standpunt te wijzigen. Hij geeft daarbij aan dat eerder is gepoogd om verdachte ambulant te behandelen maar dat dit niet lukte, vooral omdat verdachte zijn (behandel)afspraken niet nakwam.
Oplegging van de straf
De rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten en de recidive, van oordeel dat in beginsel met geen andere straf kan worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank merkt op dat verdachte 106 dagen in voorarrest heeft doorgebracht in deze strafzaak. De rechtbank ziet geen aanleiding om een langere gevangenisstraf dan deze 106 dagen op te leggen, nu zij het van belang acht dat verdachte nog een voorwaardelijk strafdeel opgelegd krijgt met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden. Met oplegging van deze voorwaarden wordt beoogd de onderliggende problematiek van verdachte aan te pakken en de kans op herhaling te doen afnemen.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de klinische behandeling, en met toevoeging van een drugsverbod.
Anders dan de reclassering, is de rechtbank met de Pro Justitia deskundigen van oordeel dat een ambulante behandeling het meest passend is. De rechtbank volgt hierbij de motivering van de deskundigen en weegt daarbij in het bijzonder mee dat de deskundigen hebben aangeven dat het nadeel van een klinische behandeling kan zijn dat het zorgtraject direct stopt als verdachte zich niet bij de kliniek meldt, en dat er ambulant meer geïnvesteerd kan worden in het opbouwen van een behandelrelatie en het vergroten van de motivatie, hetgeen de rechtbank van belang acht om de kans op herhaling te laten afnemen.
Gelet op het advies van de deskundigen, zoals volgt uit de Pro Justitia rapportage, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [aangever 3]
9.1.1
Het verzoek tot schadevergoeding
[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €400,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1,4 en 5 ten laste gelegde. De benadeelde partij heeft daarbij verzocht om toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing van de immateriële schade. De raadsman voert daartoe aan dat het begrijpelijk is dat de verbalisant boos is over wat er is gebeurd, maar dat over immateriële schade niets wordt aangevoerd.
9.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1,4 en 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring volgt dat de benadeelde partij ten gevolge van de mishandeling diverse krassen op zijn gezicht en arm had en een beurse oogkas. Dit heeft – onder andere – tot gevolg gehad dat de benadeelde partij 4 tot 6 weken niet kon sporten. Daarnaast is de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde belediging in zijn eer en goede naam geschaad. De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. De totale immateriële schade, waarop de benadeelde partij ingevolge artikel 6:106 BW recht heeft, begroot de rechtbank op €400,- De rechtbank zal de vordering dus toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
Benadeelde partij [aangever 4]
9.2.1
Het verzoek tot schadevergoeding
[aangever 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1,4 en 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft daarbij verzocht om toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijke toe te wijzen tot een bedrag van €300,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie merkt daartoe dat er zich, in tegenstelling tot de vordering van [aangever 3] , geen letselverklaring in het dossier bevindt.
9.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om de vordering van de benadeelde partij te matigen tot een bedrag van €100,-. De raadsman voert hiertoe aan dat de vordering summier is onderbouwd en ziet op de woordelijke bedreiging en belediging, terwijl de aangehaalde zaken in het verzoek zien op mishandeling.
9.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1,4 en 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring volgt dat de benadeelde partij ten gevolge van de mishandeling een beurse wang had. Daarnaast is de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde belediging in zijn eer en goede naam geschaad. De schadepost is voldoende onderbouwd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd tot een bedrag van €300,-. De totale immateriële schade, waarop de benadeelde partij ingevolge artikel 6:106 BW recht heeft, begroot de rechtbank op €300,-. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €300,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging inzake parketnummer 16/221493-20 ten aanzien van 6 maanden gevangenisstraf toe te wijzen (voor zover deze nog niet ten uitvoer is gelegd).
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om de vordering tot tenuitvoerlegging inzake parketnummer 16/221493-20 af te wijzen. De raadsman voert hiertoe aan dat verdachte en de maatschappij er niet bij gebaat zijn als verdachte (weer) gedetineerd komt te zitten, aangezien er nu diagnostiek is waar verdachte mee aan de slag kan en verdachte bovendien een aantal taakstraffen op de plank heeft liggen, die nog uitgevoerd dienen te worden. De raadsman ziet niet in welk strafdoel gediend kan worden bij toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank vindt dat verdachte moet ervaren dat het overtreden van de voorwaarden bij een voorwaardelijke straf consequenties heeft. De rechtbank acht het echter niet passend om de gehele vordering ten uitvoer te leggen, omdat zij het van belang vindt dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornis om herhaling te voorkomen. Om die reden zal de gevangenisstraf voor een deel, te weten voor de duur van 2 maanden, ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 180, 184, 266, 267, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 44 dagen,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden
algemene en/of bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- Stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Inforsa reclassering Amersfoort op het adres Utrechtseweg 11-13 te Amersfoort. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat zich behandelen door Inforsa Forensisch Ambulante Zorg/ De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • geen alcohol en drugs gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit verbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, opleiding en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
  • waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [aangever 3]
  • wijst de vordering van [aangever 3] toe tot een bedrag van € 400
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat €400,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 4]
  • wijst de vordering van [aangever 4] toe tot een bedrag van € 300,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangever 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 4] aan de Staat €300,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/221493-20
- wijst de vordering gedeeltelijk toe;
-
gelast de tenuitvoerleggingvan een gedeelte van de door de meervoudige kamer van deze rechtbank bij vonnis van 30 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten voor
een gedeelte van 2 maanden;
- wijst de vordering voor het overige af;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mr. G.A. Bos en mr. D.J. Stahlie-van der Flier, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2024.
Mr. Stahlie - van der Flier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Amersfoort [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ ik onthoud je kop, ik maak je dood”, en/of
- " ik schiet je kapot”, en/of
- “ ik schiet/maak je/jullie dood”, en/of
- " ik sla je kankerhard", en/of
- “ wacht maar totdat ik je kan slaan”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Amersfoort, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet (een) ambtena(a)r(en), [aangever 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente) en/of [aangever 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente) en/of [aangever 3] (hoofdagent bij de politie) en/of [aangever 4] (hoofdagent bij de politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten ter aanhouding en/of staandehouding van verdachte door:
- schoppende bewegingen te maken in de richting van (een) ambtena(a)r(en), en/of
- met zijn armen om zich heen te slaan, en/of
- zijn armen aan te spannen en/of zijn armen in tegengestelde richting te bewegen, en/of
- [aangever 2] te duwen, en/of
- te krabben over de handen van [aangever 3] , en/of
- een bijtende beweging te maken richting de hand van [aangever 4] ,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten krassen en/of wondjes op de hand(en) bij die [aangever 3] ten gevolge heeft gehad;
( art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 180 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Amersfoort opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant ] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of
onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd een blaastest af te laten nemen, hieraan geen gevolg te geven;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Amersfoort opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [aangever 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente) en/of [aangever 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente) en/of [aangever 3] (hoofdagent bij de politie) en/of [aangever 4] (hoofdagent bij de politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen:
- “ je bent een kankeragent”, en/of
- “ je kankermoeder”, en/of
- “ je kankervader”, en/of
- “ je bent een kankerflikker”, en/of
- “ ik neuk je kankermoeder kapot”, en/of
- “ kankermongool”, en/of
- “ kankerpolitie”, en/of
- “ ik neuk je in je kont”, en/of
- “ kankerhandhaver”, en/of
- “ kanker blondje”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Amersfoort, een ambtenaar, [aangever 3] en/of [aangever 4] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening
heeft mishandeld door die [aangever 3] en/of die [aangever 4] één of meermaals op het gezicht, althans op het lichaam, te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 september 2023, genummerd PL0900-2023270981, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 1 tot en met 120. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.