In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] B.V. over een koopovereenkomst voor 19.200 kg aardappelzetmeel. De kern van het geschil is of de koper handelde namens zijn eenmanszaak of als vertegenwoordiger van een vennootschap. De procedure begon met een dagvaarding op 4 december 2023, gevolgd door verschillende conclusies en akten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde] B.V. als contractspartij moet worden aangemerkt. De rechter oordeelde dat [eiser] redelijkerwijs mocht aannemen dat [gedaagde] B.V. de koper was, op basis van de communicatie via WhatsApp waarin de gegevens van [gedaagde] B.V. werden doorgegeven. Ondanks dat het aardappelzetmeel niet op het adres van [gedaagde] B.V. werd afgeleverd, was er geen bewijs dat [eiser] op de hoogte was van deze situatie. De kantonrechter heeft [gedaagde] B.V. veroordeeld tot betaling van de koopprijs, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 27 maart 2024.