ECLI:NL:RBMNE:2024:1798

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
16.030948.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en verlaten van de plaats van het ongeval door bestuurder onder invloed van alcohol

Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 42-jarige man veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval in Amersfoort op 30 januari 2022, waarbij een fietser en een bromfietser zwaar lichamelijk letsel opliepen. De verdachte reed onder invloed van alcohol en negeerde een rood verkeerslicht, waardoor hij met hoge snelheid een kruispunt opreed. De rechtbank oordeelde dat zijn rijgedrag roekeloos was, aangezien hij het verkeerslicht al minimaal 21 seconden op rood had zien staan. Na de aanrijding verliet hij de plaats van het ongeval zonder hulp te bieden aan de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaren. De rechtbank overwoog dat de vordering van de officier van justitie niet voldeed aan de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor rijden onder invloed, wat de rechtbank in strafverzwarende zin meebracht. De rechtbank concludeerde dat de kans op herhaling hoog was en dat er bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf moesten worden verbonden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.030948.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] (Sovjet Unie),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] in [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak tegen de verdachte vond plaats op 14 maart 2024. De verdachte was daarbij aanwezig. Dat betekent dat sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de spreekrechtverklaringen die namens het slachtoffer [slachtoffer 1] op de zitting zijn afgelegd door [A] en [B] , respectievelijk zoon en broer van [slachtoffer 1] .
Op 14 maart 2024 is het onderzoek gesloten en is aan alle aanwezigen medegedeeld dat de rechtbank op 28 maart 2024 om 13:00 uur uitspraak zou doen. Na het sluiten van de zitting is er een verzoek van mr. R.E.H. Jager binnengekomen namens het slachtoffer [slachtoffer 1] om eerder uitspraak te doen vanwege persoonlijke omstandigheden. Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft geen bezwaar gemaakt tegen een eerdere uitspraak in deze zaak. De rechtbank heeft vervolgens besloten en aan alle partijen gecommuniceerd dat er op 25 maart 2024 om 14:00 uur uitspraak zou volgen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort gezegd, op neer dat verdachte:
feit 1zich op 30 januari 2022 in Amersfoort, als bestuurder van een auto, zodanig (roekeloos, zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend) heeft gedragen dat een aan hem te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor
[slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiairis dit ten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar en/of hinder op de weg;
feit 2op 30 januari 2022 in Amersfoort de plaats van het verkeersongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of moest vermoeden dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel hadden opgelopen en in hulpeloze toestand werden achtergelaten.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder 1 primair en 2 aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte kan worden gekwalificeerd als roekeloos.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat hij de bestuurder was van de auto waarmee de aanrijding op 30 januari 2022 is veroorzaakt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank bewezen acht dat verdachte de bestuurder was, niet kan worden bewezen dat sprake was van roekeloos rijgedrag. Verdachte moet dan ook van dat gedeelte van het onder 1 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich (subsidiair) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De standpunten van de raadsvrouw worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis opgenomen in een bij dit vonnis gevoegde bijlage (bijlage II), en dienen op deze plaats als ingelast te worden beschouwd. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij beide feiten bewezen acht.
4.3.2
De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
Het verkeersongeval
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
In de avond van 30 januari 2022 reden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op de Arnhemsestraat in Amersfoort richting het kruispunt met de Stadsring. [slachtoffer 2] reed op een scooter en [slachtoffer 1] op een fiets. Zij staken omstreeks 21.47 uur – nadat hun verkeerslicht op groen was gesprongen – het kruispunt met de Stadsring over, richting de Arnhemseweg. Zij reden op de fietsoversteekplaats. Op het kruispunt werden zij aangereden door een auto (een Mercedes) die voor hen gezien van rechts kwam en door rood was gereden. [slachtoffer 2] liep als gevolg van de aanrijding lichamelijk letsel op aan zijn schouder en [slachtoffer 1] liep zwaar lichamelijk letsel op, te weten schedelhersenletsel, een klaplong, meerdere breuken in haar benen, een zwelling van de weke delen ter hoogte van de nek en een gebroken rib.
Het kruispunt was op het moment van de aanrijding goed verlicht, het (wegdek) was droog, en de verkeerslichten werkten naar behoren. Op het moment dat de bestuurder van de Mercedes de stopstreep passeerde, stond het voor hem geldende verkeerslicht al ruim 21 seconden op rood. De Mercedes is het kruispunt echter genaderd zonder te remmen.
De bestuurder van de Mercedes is na de aanrijding direct doorgereden en heeft de plaats van het ongeval dus verlaten. Een paar dagen na de aanrijding bleek uit onderzoek dat de Mercedes die bij de aanrijding was betrokken op naam staat van verdachte.
Was verdachte de bestuurder van de auto?
Verdachte heeft erkend dat de bij de aanrijding betrokken Mercedes zijn auto is, maar hij heeft ontkend dat hij de bestuurder was op het moment van de aanrijding. Hij heeft verklaard dat hij op 30 januari 2022 de hele dag thuis was in [woonplaats] en dat hij zijn auto omstreeks 20.00 uur heeft uitgeleend aan ene [C] , een kennis. [C] bracht de auto diezelfde avond nog zwaar beschadigd terug. In een later verhoor heeft verdachte aanvullend verklaard dat hij aan deze kennis ook zijn telefoon had uitgeleend.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte de bestuurder was van de auto op het moment van de aanrijding. De rechtbank is hier op grond van de bewijsmiddelen van overtuigd en beantwoordt deze vraag dus bevestigend.
De rechtbank wijst daartoe in de eerste plaats op de resultaten van het onderzoek dat is gedaan naar de (de locatie van) de telefoon van verdachte. Zo straalde zijn telefoon een half uur voor het verkeersongeval een mast aan in Amersfoort, die niet vanuit de woning van verdachte in [woonplaats] kan worden aangestraald. Verder was de verbinding van de telefoon van verdachte met het Wifi-netwerk in zijn woning in [woonplaats] op dat moment al enige tijd verbroken. Pas om 21.57 uur, ongeveer 10 minuten na het verkeersongeval, maakte deze telefoon weer verbinding met het Wifi-netwerk. De rechtbank wijst er hierbij op dat het ongeveer 10 minuten rijden is vanaf de plaats van de aanrijding in Amersfoort naar de woning van verdachte in [woonplaats] .
Daarnaast is in de jas van verdachte een aanzienlijke hoeveelheid glasdeeltjes aangetroffen. Een aantal van deze glasdeeltjes is vergeleken met de glasdeeltjes die zijn veiliggesteld uit de kapotte voorruit van de auto van verdachte. Uit dat vergelijkend glasonderzoek blijkt dat het veel waarschijnlijker is dat het glas op de jas van verdachte afkomstig is van de gebarsten (binnenkant van de) voorruit van zijn auto dan van een willekeurige andere ruit.
De rechtbank wijst tot slot op de resultaten van het DNA-onderzoek. Op en rondom de bestuurdersstoel en het stuur van de auto van verdachte zijn na de aanrijding sporen aangetroffen (waaronder een bloedspoor) die zijn bemonsterd. Uit deze bemonsteringen zijn enkelvoudige DNA-profielen verkregen, met een matchkans van 1 op 1 miljard. Het DNA-profiel van verdachte matcht met deze DNA-profielen. Daar komt nog bij dat géén van de in de auto aangetroffen DNA-profielen een match heeft opgeleverd met het DNA-profiel van een (onbekende) ánder dan verdachte. De rechtbank komt op grond hiervan – met inachtneming van de andere bewijsmiddelen – tot de conclusie dat het DNA dat in de auto is aangetroffen van verdachte is.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het DNA-onderzoek weinig bewijswaarde heeft, omdat het niet meer dan logisch is dat DNA van verdachte in zijn eigen auto wordt aangetroffen. De rechtbank beziet de resultaten van het DNA-onderzoek echter niet op zichzelf, maar in onderlinge samenhang met de andere bewijsmiddelen. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte de bestuurder was van de auto ten tijde van de aanrijding.
Ook het door verdachte geschetste alternatieve scenario, dat er op neerkomt dat verdachte zijn auto (en telefoon) kort voor de aanrijding aan een kennis heeft uitgeleend, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Uitgebreid onderzoek van politie en justitie naar de identiteit van deze kennis heeft niets opgeleverd. Daar komt bij dat – zoals hiervoor reeds overwogen – géén DNA van een ander dan verdachte in de auto is aangetroffen, wat het onaannemelijk maakt dat er ten tijde van de aanrijding een ander dan verdachte achter het stuur van de Mercedes zat. Bovendien heeft verdachte zowel bij de politie als op de zitting inconsistent verklaard en heeft hij zijn verklaringen geregeld aangepast of ingetrokken nadat hij met (nieuwe) onderzoeksresultaten werd geconfronteerd. Tot slot biedt het procesdossier geen enkel aanknopingspunt voor de verklaringen van verdachte over het uitlenen van zijn auto. Integendeel: de politie heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar zijn verklaringen en naar de persoon aan wie verdachte zijn auto zou hebben uitgeleend, maar alle onderzoeks-bevindingen wijzen erop dat verdachte zijn ‘alternatieve scenario’ heeft verzonnen. Eén van die onderzoeksbevindingen is bijvoorbeeld de getuigenverklaring van de heer [getuige 1] , een aangetrouwde neef van verdachte. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [getuige 1] op 30 januari 2022 bij hem op bezoek was. Tijdens dat bezoek zou [getuige 1] , de kennis van verdachte, [C] , hebben ontmoet en hebben zien terugkomen met de zwaar beschadigde auto van verdachte. [getuige 1] is als getuige gehoord en heeft verklaard dat hij op 30 januari 2022 inderdaad bij verdachte op bezoek was, maar dat hij [C] en de auto van verdachte die avond niet heeft gezien.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het verkeersongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval, reeds omdat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden als verdachte niet door rood was gereden.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Bij de vaststelling van de mate waarin verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld.
Roekeloosheid
Van roekeloosheid is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, waarvan verdachte zich bewust was of had moeten zijn. Per 1 januari 2020 is de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” in werking getreden (Stb. 2019, 413). Daarbij heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij moet beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Voor de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte artikel 5a WVW heeft overtreden, moet worden beoordeeld of (a) verdachte de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan, en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
De verkeersregels
In artikel 5a WVW zijn twaalf gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (in ieder geval) één van de in artikel 5a WVW genoemde verkeersgedragingen, te weten het rijden door rood licht. De rechtbank neemt daarbij – conform artikel 5a lid 2 WVW – ook het volgende in aanmerking.
Verdachte is na de aanrijding doorgereden en heeft de politie daarmee de kans ontnomen om onderzoek te doen naar het gebruik van alcohol of verdovende middelen. Verdachte heeft bij de politie echter verklaard dat hij op 30 januari 2022 zijn verjaardag vierde en dat hij kort (te weten tussen 16:30 uur en 21:00 uur) voor de aanrijding in ieder geval 10 shotjes wodka had gedronken, dat hij aangeschoten was en daardoor sloom bewoog. Het is algemeen bekend dat wodka een zeer sterke drank is. Verdachte had dan ook moeten weten dat hij die avond niet meer in staat was om (behoorlijk) een auto te besturen. Dit geldt temeer nu verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte ten tijde van de aanrijding verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 WVW.
Ernstige schending van de verkeersregels
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het dan bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Dat betekent dat de rechtbank het samenstel van de gedragingen van verdachte moet beoordelen, waarbij alle omstandigheden van het geval in ogenschouw moeten worden genomen.
In dit geval is in de eerste plaats relevant dat verdachte een kruispunt is opgereden, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht al minimaal 21 seconden op rood stond. Verdachte had dit ruim voordat hij bij het kruispunt aankwam kunnen en moeten zien. Hij had ook kunnen en moeten zien dat zich op dat kruispunt (fiets)oversteekplaatsen bevinden. Verdachte is het kruispunt echter genaderd zonder te remmen en is in volle vaart door rood gereden. Hij verkeerde op dat moment onder invloed van alcohol en was daardoor kennelijk niet in staat om, ook nadat hij het verkeerslicht en de stopstreep was gepasseerd, (alsnog) te remmen of uit te wijken voor de op dat moment overstekende, zwakkere verkeersdeelnemers. Gelet op de aard van de verkeersovertredingen en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Niet vereist is dat het opzet van verdachte was gericht op het gevolg, namelijk dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden onder invloed en het rijden door een rood verkeerslicht gedragingen zijn die – uitzonderingen daargelaten – niet anders dan opzettelijk kunnen worden verricht. Van uitzonderingen is in de onderhavige zaak niet gebleken. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee die verkeersregels in ernstige mate zou schenden. Daarmee is het opzet op de schending van de verkeersregels (in ernstige mate) gegeven.
Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid is de rechtbank van oordeel dat het voorzienbaar is dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Te meer nu de gedragingen plaatsvonden in de avond en op een kruispunt waarop zich (fiets)oversteekplaatsen bevinden. Dat in dit geval ook daadwerkelijk gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van een ander te duchten is geweest, blijkt uit de bewijsmiddelen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid gegeven.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich op 30 januari 2022 in Amersfoort, als bestuurder van een auto, zodanig (roekeloos) heeft gedragen dat een aan hem te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.3.3.
De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Aan verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan anderen, in dit geval [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , letsel was toegebracht en die anderen daardoor in hulpeloze toestand werden achtergelaten.
De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] in volle vaart met de voorkant van zijn auto aangereden. De gehele linkerzijde van zijn voorruit is daarbij gebarsten en de fiets van [slachtoffer 1] is zelfs nog even onder de bumper van verdachte blijven haken terwijl hij doorreed. De rechtbank komt op grond daarvan tot de conclusie dat verdachte wist dat de personen die hij had aangereden in ieder geval enig letsel hadden opgelopen als gevolg van de aanrijding. Hij is desondanks doorgereden en heeft hen daarmee bewust in hulpeloze toestand achtergelaten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1op 30 januari 2022 in Amersfoort, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Stadsring en de kruising van de Stadsring met de Arnhemseweg en de Arnhemsestraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- na voorafgaand gebruik van alcohol en
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds (minimaal 21,7 seconden) rood licht uitstraalde en
- vervolgens voornoemde kruising met onverminderde snelheid op te rijden en over te steken en
- zich er daarbij niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en
- daarbij geen voorrang te verlenen aan een voor zijn, verdachte, van links komende fietsster en bestuurder van een bromfiets, terwijl het verkeerslicht voor die fietsster en bestuurder van een bromfiets op dat moment (respectievelijk minimaal 1,4 seconden en 4,2 seconden) groen licht uitstraalde en
- vervolgens niet af te remmen en niet uit te wijken voor voornoemde fietsster en bestuurder van een bromfiets en
- vervolgens in botsing te komen met voornoemde fietsster en bestuurder van een bromfiets,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] (fietsster) zwaar lichamelijk letsel, te weten schedelhersenletsel, een klaplong, meerdere breuken in haar benen, een zwelling van de weke delen ter hoogte van de nek en een gebroken rib werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2op 30 januari 2022 in Amersfoort, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), door wiens gedragingen een verkeersongeval is veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de kruising van de Stadsring met de Arnhemseweg en de Arnhemsestraat, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl
- bij dat ongeval, naar hij (verdachte) wist, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) letsel was toegebracht en
- daardoor, naar hij (verdachte) wist, die ander (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid van deze wet;
feit 2overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en c van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • een contactverbod slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
  • meewerken aan middelencontrole;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte zijn huis en zijn werk zal kwijtraken als aan hem een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Zij heeft de rechtbank daarom verzocht een aanzienlijk deel van een eventueel op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke zin op te leggen. Verdachte is bereid om aan alle bijzondere voorwaarden mee te werken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in de avond van 30 januari 2022 een verkeersongeval veroorzaakt. Hij reed onder invloed van alcohol in zijn auto richting het kruispunt van de Stadsring met de Arnhemsestraat en de Arnhemseweg in Amersfoort. Het voor hem geldende verkeerslicht stond al ruim 21 seconden op rood toen hij de kruising naderde. Verdachte remde echter niet af en reed in volle vaart het kruispunt op. [slachtoffer 2] rijdend op zijn brommer en [slachtoffer 1] op haar fiets staken op dat moment net het kruispunt over en werden door verdachte aangereden. Verdachte is na de aanrijding niet gestopt om de hulpdiensten in te schakelen, maar is doorgereden.
[slachtoffer 2] liep bij de aanrijding lichte verwondingen op en is daarvan weer hersteld. Dat geldt niet voor [slachtoffer 1] . Zij is als gevolg van het ongeval zeer ernstig gewond geraakt, heeft maanden in coma gelegen en is pas in mei 2022 bij bewustzijn verklaard. [slachtoffer 1] heeft blijvend hersenletsel opgelopen, is in een rolstoel beland en kan niet meer zelfstandig wonen. Zij zit, zoals haar broer op de zitting vertelde, ‘gevangen in haar eigen lichaam’. Niet alleen haar broer, maar ook haar zoon heeft op de zitting gebruik gemaakt van het spreekrecht, omdat zij daartoe zelf niet meer in staat is. Haar broer en zoon hebben op zeer indringende wijze naar voren gebracht hoe het verkeersongeval haar leven en dat van haar familie totaal heeft ontwricht.
Verdachte heeft met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid op onacceptabele wijze in gevaar gebracht en de rechtbank rekent hem dit zeer aan. De rechtbank rekent het verdachte minstens zo zwaar aan dat hij na de aanrijding is doorgereden. Verdachte had op dat moment enkel oog voor zijn eigen belangen en heeft zich kennelijk geen moment bekommerd om de door hem gemaakte slachtoffers. Hij heeft er na de aanrijding alles aan gedaan om onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen. Zo heeft hij niet alleen van meet af aan iedere betrokkenheid bij de aanrijding ontkend, maar ook de politie op een dwaalspoor proberen te zetten door een alternatief scenario te verzinnen. Hij heeft de opsporingsambtenaren daarmee veel onnodig extra werk bezorgd. Ook op de zitting was verdachte niet bereid om verantwoording af te leggen voor zijn handelen. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Dat verdachte, doordat hij na de aanrijding is doorgereden, de politie de kans heeft ontnomen om tijdig (forensisch) onderzoek te doen naar het gebruik van alcohol of drugs neemt de rechtbank ook in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de straf.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor het rijden onder invloed en ook dat aan hem driemaal een ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd. Hoewel dit geen recente veroordelingen betreffen, baart het de rechtbank grote zorgen dat deze veroordelingen verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden de verkeersregels opnieuw, en nu nog ernstiger, te overtreden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het advies van de reclassering van 12 maart 2024. De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zodat daaraan een aantal bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld waarmee het gevaar voor herhaling zoveel mogelijk wordt ingeperkt. Hoewel verdachte ontkent dat er problemen zijn op de verschillende leefgebieden, heeft de reclassering geconstateerd dat er dat er sterke aanwijzingen zijn voor problemen met alcohol. Daarnaast heeft de reclassering gesignaleerd dat verdachte een antisociale houding heeft met betrekking tot zijn rijgedrag. Verdachte zou zich daarom ambulant moeten laten behandelen en moeten meewerken aan controles op het gebruik van alcohol en drugs. Daarnaast adviseert de reclassering om een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers als bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
De strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval door
roekeloosrijgedrag en het verlaten van de plaats van het ongeval bestaan echter geen oriëntatiepunten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen daarom rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Gelet op de aard en ernst van de feiten, het handelen van verdachte na het plegen van die feiten en het gebrek aan enig verantwoordelijkheidsbesef is de rechtbank van oordeel dat aan hem een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid moeten worden opgelegd.
De rechtbank zal verdachte een aanzienlijk langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Enerzijds omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, bewezen acht dat verdachte tijdens het plegen van het feit ‘verkeerde in de situatie als bedoeld in artikel 8 WVW’, en anderzijds omdat de vordering van de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank geen recht doet aan de ernst van de feiten, de gevolgen daarvan en de proceshouding van verdachte. De rechtbank ziet vanwege de ernst van de feiten geen aanleiding om in strafverminderende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank schat de kans op herhaling hoog in, gelet op de documentatie van verdachte, zijn proceshouding en de bevindingen van de reclassering. De rechtbank zal om die reden verdachte een deel van de gevangenisstraf opleggen in voorwaardelijke vorm, zodat daaraan een meldplicht, ambulante behandeling en middelencontrole als bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. De rechtbank zal de proeftijd daarbij bepalen op 3 jaren.
Nu verdachte in de afgelopen twee jaren geen contact heeft gezocht met de slachtoffers en er niet de verwachting is dat hij dat in de toekomst wel zal doen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod.
Redelijke termijn
De rechtbank heeft ambtshalve geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in de onderhavige strafzaak is overschreden.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Op grond van de jurisprudentie heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 4 februari 2022. Nu het vonnis is gewezen op 25 maart 2024 is de hierboven genoemde termijn met 7 weken overschreden. De rechtbank zal volstaan met de constatering van deze schending, gelet op de geringe overschrijding van de termijn.
Conclusie
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank zal verdachte daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 4 jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

Gedurende het opsporingsonderzoek in de strafzaak van verdachte zijn op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv) de volgende goederen in beslag genomen:
  • 2 sierstrippen;
  • 1 bumper sierstrip;
  • 1 kentekenplaat;
  • 1 spiegel;
  • verf schilfers en lak.
Ten aanzien van deze goederen is nog geen last tot teruggave gegeven. De rechtbank moet op grond van artikel 353 Sv daarom een beslissing nemen over deze goederen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal alle hierboven genoemde goederen verbeurd verklaren. De goederen behoren toe aan verdachte; het zijn onderdelen van zijn auto. Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten begaan met behulp van zijn auto. De goederen zijn daarom vatbaar voor verbeurdverklaring.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
40 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
10 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3jaren vast;
- stelt daarbij als
algemene voorwaardendat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt daarbij als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich hierna melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs, om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft de reclassering opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden (met uitzondering van het contactverbod) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
ontzegt verdachteter zake van het onder 1 bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 4 jaren;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
 1 1 sierstrip – afgebroken gedeelte (G2944790);
 1 1 sierstrip – van Mercedes-benz (G2941002);
 1 1 bumper sierstrip – van Mercedes-benz (G2941003);
 1 1 kentekenplaat (G2945206);
 1 1 spiegel, aangetroffen in Mercedes-Benz (G2944756);
 1 verf schilfers en lak (G2941008).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. J. Edgar en M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2024.
De oudste rechter is op dit moment buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij, op of omstreeks 30 januari 2022, te Amersfoort, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Stadsring en/of de kruising van de Stadsring met de Arnhemseweg en/of de Arnhemsestraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds (minimaal 21,7 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) voornoemde kruising (met onverminderde snelheid) op te rijden en/of over te steken en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- (daarbij) geen voorrang te verlenen aan een voor zijn, verdachte, van links komende fietsster en/of bestuurder van een bromfiets, terwijl het verkeerslicht voor die fietsster en/of bestuurder van een bromfiets op dat moment (respectievelijk minimaal 1,4 seconden en/of 4,2 seconden) groen licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde fietsster en/of bestuurder van een bromfiets en/of
- (vervolgens) in botsing te komen met voornoemde fietsster en/of bestuurder van een bromfiets,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] (fietsster) zwaar lichamelijk letsel, te weten schedelhersenletsel en/of een klaplong en/of een of meerdere breuken in de benen en/of een zwelling van de weke delen ter hoogte van de nek en/of een gebroken nek en/of een of meerdere gebroken rib(ben), althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
(art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 30 januari 2022, te Amersfoort, althans in Nederland, als bestuurder van een voerrtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Stadsring en/of de kruising van de Stadsring met de Arnhemseweg en/of de Arnhemsestraat,
- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of
- niet is gestopt voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds (minimaal 21,7 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) voornoemde kruising (met onverminderde snelheid) is opgereden en/of is overgestoken en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een voor zijn, verdachte, van links komende fietsster en/of bestuurder van een bromfiets, terwijl het verkeerslicht voor die fietsster en/of bestuurder van een bromfiets op dat moment (respectievelijk minimaal 1,4 seconden en/of 4,2 seconden) groen licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor voornoemde fietsster en/of bestuurder van een bromfiets en/of
- (vervolgens) in botsing is gekomen met voornoemde fietsster en/of bestuurder van een bromfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
feit 2hij, op of omstreeks 30 januari 2022, te Amersfoort, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), betrokken bij en/of door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Stadsring en/of de kruising van de Stadsring met de Arnhemseweg en/of de Arnhemsestraat, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl
- bij dat ongeval, naar hij (verdachte) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of
- daardoor, naar hij (verdachte) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond c Wegenverkeerswet 1994)
Bijlage II: de bewijsmiddelen [1]
Het verkeersongeval
Een proces-verbaal van de getuigenverklaring van [getuige 2] , documentcode 202208021510, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2022 tussen 21.30 en 21.50 uur reed ik in een witte Polo vanuit de Utrechtseweg richting Amersfoort. Er reed een auto achter mij die steeds dicht op mijn bumper reed. De auto was een grijze Mercedes. Op een gegeven moment reed ik Amersfoort in. De auto kwam rechts naast mij staan bij de verkeerslichten en ging ook rechtdoor net als ik. [2] We reden samen op naar de kruising van de Stadsring en de Arnhemseweg. Het verkeerslicht op de kruising was rood van kleur. Ik had voldoende tijd om te remmen voor dat licht. Ik stopte maar ik zag dat de bestuurder van de Mercedes vol door rood reed. Ik zag dat hij een scooterrijder en fietser vol schepte met de voorzijde van zijn voertuig. Hij reed vervolgens in volle vaart door. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 20220502.1150, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In verband met de aanrijding op de kruising van de Stadsring met de Arnhemseweg bekeek ik, verbalisant, de camerabeelden van een bedrijf aan de Stadsring in Amersfoort. Het bedrijf ligt ongeveer 50 meter voor de plaats van de aanrijding.
Bij het bekijken van de beelden van de camera’s aan de voorzijde van het bedrijf zag ik het volgende: [4]
  • Om 21:47:10 uur komen er, rijdend in de richting van de Arnhemseweg, een zilvergrijze Mercedes-Benz en een witte Volkswagen Polo aangereden.
  • Om 21:47:11 passeren beide voertuigen het bedrijf.
- Om 21:47:12 verandert de snelheid van de Mercedes ten opzichte van de Volkswagen. Ik zie dat de Mercedes sneller rijdt dan de Volkswagen. Ik zie dat de verlichting van de Volkswagen anders oplicht dan de Mercedes-Benz. Dit kan er op duiden dat de bestuurder van de Volkswagen afremt en dat de bestuurder van de Mercedes dit niet doet.
Bij het bekijken van de beelden van de camera’s aan de containerzijde van het bedrijf zag ik het volgende:
- Om 21:47:13 komen de Mercedes en Volkswagen boven in beeld. Ik zie dat de remverlichting van de Volkswagen oplicht. [6]
  • Om 21:47:13 wordt de afstand tussen de Mercedes en Volkswagen groter. Ik zie dat de remverlichting van de Volkswagen nog steeds oplicht.
  • Om 21:47:14 verdwijnt de Mercedes uit beeld. Ik zie dat de Volkswagen vaart mindert. Ik zie dat de remverlichting van de Volkswagen oplicht.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , genummerd PL0900-2022029701-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2022 liep ik over het trottoir van de Stadsring. Ik hoorde ineens een harde klap. Ik zag een grijze auto waarbij een fiets onder de bumper bleef hangen. Ik zag dat de auto gewoon door bleef rijden terwijl de fiets onder de bumper hing. Toen de fiets van de bumper afging, reed hij met hoge snelheid door. [8]
Een proces-verbaal van analyse VRI data, genummerd 2022029701-48, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari heeft er omstreeks 21.48 uur op het kruispunt van de Stadsring, de Arnhemsestraat en de Arnhemseweg in Amersfoort een verkeersongeval plaatsgevonden. Het betreffende kruispunt werd ten tijde van het verkeersongeval geregeld door middel van een verkeersregelinstallatie (VRI). Ik heb de logbestanden van de betreffende VRI geanalyseerd. Op basis van het onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken.
Ten tijde van het verkeersongeval was de verkeersregelinstallatie aan het regelen geweest. Er bleken geen relevante storingen te zijn geweest die bijgedragen konden hebben aan het ontstaan van het verkeersongeval. Alle lampen van relevante verkeerslantaarns hadden naar behoren gewerkt en waren goed zichtbaar geweest voor de bij het ongeval betrokken bestuurders. Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de personenauto op 30 januari 2022, omstreeks 21:47:14.7 uur, de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 21,7 seconden rood licht uitstraalden. De bestuurders van de fiets en de bromfiets zijn de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hen geldende verkeerslichten (respectievelijk minimaal 1,4 en 4,2 seconden) groen licht uitstraalden. [9]
Een proces-verbaal ‘onderzoek plaats delict’, genummerd 2022029701, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten van het team Forensische Opsporing (verkeersongevallen analyse), [10] hebben op 30 januari 2022 omstreeks 23.00 uur onderzoek gedaan [11] naar de aanrijding op het kruispunt van de Stadsring, de Arnhemsestraat en de Arnhemseweg in Amersfoort. De bestuurders van de fiets en de bromfiets reden over het fietspad van de Arnhemsestraat en waren voornemens de Stadsring over te steken in de richting van de Arnhemseweg. De bestuurder van de personenauto reed over de Stadsring, komende uit de richting van de Utrechtseweg. Het verkeer op het kruispunt werd ten tijde van de aanrijding geregeld door middel van een verkeersregelinstallatie. Op het kruispunt kwam de personenauto in aanrijding met zowel de bromfiets als de fietser. [12]
Het ongeval vond gezien de rijrichting van de personenauto plaats op een recht weggedeelte van de Stadsring. De rijbaan was verdeeld in 3 voorsorteerstroken. Haaks ten opzichte van de voorsorteerstroken was een oversteekplaats voor (brom)fietsers. Deze was middels kanalisatiestrepen aangeduid. [13] Wij zagen dat er op de plaats van het ongeval oranjekleurige straatverlichting aanwezig was. Wij zagen dat deze tijdens het onderzoek in werking was. Wij zagen dat het ten tijde van ons onderzoek droog was. Uit aanvullende onderzoeken bleek dat het ten tijde van het ongeval droog was. [14]
Het slachtoffer zou volgens de eerste hulpverleners ter hoogte van de haaientanden van de Arnhemseweg hebben gelegen. De afstand van de positie van het slachtoffer tot de (brom) fietsoversteekplaats was ongeveer 17 meter. [15]
De bestuurder van de personenauto heeft na de aanrijding de plaats van het ongeval verlaten. Op basis van de schade aan de personenauto en de camerabeelden kan worden geconcludeerd dat de aanrijding met de bromfiets en de fietser niet onopgemerkt gebeurd kon zijn. [16]
Een proces-verbaal van het verhoor van aangever [slachtoffer 2] , documentcode 20220131.1428.8602, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat kun je je herinneren van gisteravond 30 januari 2022?
A: Ik ben met mijn scooter het kruispunt over gereden. De fietser reed een stukje voor mij. De auto ramde eerst de fiets en daarna mij. Vanaf dat moment zag ik mijzelf alleen nog maar rondjes draaien.
V: Na het moment van de klap reed de auto verder. Wat zag je toen?
A: Volgens mij reed hij hard weg.
V: Is jou iets opgevallen aan het verkeer op het moment dat jij wilde gaan oversteken?
A: Absoluut niet. Pas op het moment dat we bijna aangereden werden merkte ik dat die auto hoge toeren had. Het was heel apart dat er opeens een auto kwam van rechts want ik had niets door. [17]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2022029701-17, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2022 omstreeks 21.49 uur kwam de melding binnen van een aanrijding op de kruising van de Stadsring met de Arnhemseweg in Amersfoort. Na ongeveer 2 minuten kwam ik ter plaatse. Ik zag dat er op de kruising een vrouw lag. Ik zag dat zij met haar hoofd ter hoogte van de haaientanden lag, gezien vanaf de zijde Arnhemseweg. Ik zag en hoorde dat zij niet aanspreekbaar was. Ze bleek te zijn: [slachtoffer 1] . [18]
Het letsel van de slachtoffers
Een proces-verbaal van het verhoor van aangever [slachtoffer 2] , documentcode 20220131.1428.8602, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Hoe is het nu, op 31 januari 2022, met je?
A: Ik ben naar het ziekenhuis gegaan. Mijn schouder was een beetje ontwricht. Ik ben een
beetje duizelig ook en misselijk. En ik heb schaafwonden. [19]
Geneeskundige verklaringen betreffende [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft patiënt: [slachtoffer 1] . [20]
Patiënte werd op 30 januari 2022 opgenomen na een hoog-energetisch-trauma, fiets versus auto. Bij aankomst van ambulance was het bewustzijn verminderd, en later comateus, waarop zij is geïntubeerd. [21] Op 31 mei 2022 is patiënte bij bewustzijn verklaard. [22]
Rv0; Trauma fiets vs auto dd 30-01-2021 m.a.g.
  • Subarachnoidaal bloed rechterhemisfeer, bilateraal bloed in de cisterna ambiens [de rechtbank begrijpt: zwaar hersenletsel]
  • Pre-vertebrale wekedelenzwelling met ruime facetgewrichten C5-C6 [de rechtbank begrijpt: zwelling weke delen rondom nekwervels];
  • Ventrale en basale pneumothorax rechts [de rechtbank begrijpt: een klaplong].
  • Hematothorax rechts met actief contrast extravasaat dorsaal rechts [de rechtbank begrijpt: traumatisch bloed in de borstkas];
  • Opvallende wandverdikking dunne darm;
  • Crurisfractuur rechts met mediale malleolusfractuur rechts [de rechtbank begrijpt: een gebroken onderbeen en een gebroken enkel] wv ETN rechts, schroeffixatie mediale malleolus rechts;
  • Bimalleolaire enkelfractuur links + dubieuze tibiaplateaufractuur mediaal [de rechtbank begrijpt: een gebroken enkel en een gebroken plateau van de knie] wv fibulaschroef met mediaal plaatje enkel links, schroeffixatie mediale tibiaplateau links;
- Ribfractuur. [24]
- Op 30-1-2022 werd patiënte na een neurotrauma (scooter versus auto) opgenomen op de intensive care. [25]
- Op 07-02-2022 werd patiënte overgenomen op de medium care van de neurologie. [26] Op 13-04-2022 werd patiënte ontslagen naar het [naam] voor verdere revalidatie. [27]
- Van 13-04-2022 t/m 08-07-2022 is patiënte opgenomen geweest op een klinische revalidatie afdeling in [plaats] . [28]
- Op 08-07-2022 is patiënte met ontslag naar [naam] [de rechtbank begrijpt: Centrum voor revalidatie en herstel] gegaan. [29]
De auto en de bestuurder van de auto
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 20220204.1730.13883, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2022 vond er op de Stadsring in Amersfoort een ongeval plaats. Bij het onderzoeksteam kwam informatie binnen dat de Mercedes die betrokken was bij het ongeval bij garage Automotive Center Amersfoort stond om gerepareerd te worden. Op 4 februari 2022 was ik, verbalisant, bij Automotive Center. Ik liep de werkplaats op en zag achteraan een grijze Mercedes staan met kenteken [kenteken] . Ik zag dat de kentekenplaat aan de voorzijde op verschillende plaatsen was verbogen en dat op de rechterzijde van de bumper een strip miste. [30] Ik zag dat de gehele linkerzijde van de (reeds gedemonteerde) voorruit was versplinterd. [31] Ik heb de kapotte voorruit in beslag genomen voor onderzoek. [32]
Een proces-verbaal ‘onderzoek plaats delict’, genummerd 2022029701, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten van het team Forensische Opsporing (verkeersongevallen analyse) [33] , hebben op 30 januari 2022 omstreeks 23.00 uur onderzoek gedaan naar de aanrijding. [34] Wij zagen aan de rechterzijde van de rijbaan twee grijze kunststof voorwerpen. Beide grijze voorwerpen vormden samen één sierstrip. [35] Eén van de voorwerpen is door ons voorzien van het volgende spooridentificatie-nummer (SIN): AAFH4246NL. [36]
De bij de aanrijding betrokken Mercedes-Benz ( [kenteken] ) is op 4 februari 2022 aangetroffen en veiliggesteld. De Mercedes-Benz en de daarbij behorende onderdelen zijn onderzocht. Het gedeelte waarop een sierstrip bevestigd zit op de auto is in beslag genomen en voorzien van het spooridentificatienummer (SIN) AANW9872NL. [37]
Een proces-verbaal van ‘Souche-onderzoek’, genummerd PL0900-2022029701-45, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten van de Forensische Opsporing, ontvingen de volgende stukken:
  • [A] Kunststof deel met (SIN) AANW9872NL;
  • [B] Kunststof deel met (SIN) AAFH4246NL.
Op grond van het souche-onderzoek concludeer ik dat de delen [A] en [B] oorspronkelijk één geheel hebben gevormd. [38]
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 202205021245, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft 1 voertuig op zijn naam staan: [39] een zilvergrijze Mercedes-Benz met kenteken: [kenteken] . [40]
Processen-verbaal ‘aanvraag benoeming deskundige’, genummerd PL0900-2022029701, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2022 vond op de Stadsring te Amersfoort een aanrijding plaats tussen enerzijds een personenauto en anderzijds een fietsster en bromfietser. Er is een grijze Mercedes in beslag genomen en van de vernielde voorruit is een monster in beslag genomen. De jas van verdachte is (uit zijn woning) in beslag genomen, net als de jassen van beide slachtoffers. De jassen zijn voor glasvergelijkend onderzoek aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut. [41]
  • Monster van glas gedemonteerde voorruit (SIN: AAMZ7641NL)
  • Jas van bromfietser [slachtoffer 2] (SIN: AAFH4240NL)
  • Jas van fietsster [slachtoffer 1] (SIN: AAFH4158NL)
- Jas verdachte [verdachte] (AAPC9185NL) [43]
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, getiteld ‘Vergelijkend glasonderzoek naar aanleiding van een verkeersongeval te Amersfoort op 30 januari 2022’, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Te onderzoeken materiaal:
  • Glas van gedemonteerde voorruit (SIN: AAMZ7641NL)
  • Jas van slachtoffer [slachtoffer 2] (SIN: AAFH4240NL)
  • Jas van slachtoffer [slachtoffer 1] (SIN: AAFH4158NL)
  • Jas verdachte (SIN: AAPC9185NL)
Bij vergelijkend glasonderzoek worden glassporen vanaf de sporendrager(s) en referentieglas met elkaar vergeleken en wordt bepaald of de resultaten beter passen bij hypothese 1 of bij de alternatieve hypothese 2. Voor deze zaak zijn de volgende hypothesen geformuleerd:
Hypothese 1: Eén of meer van de onderzochte vlakglassporen zijn afkomstig van de gebroken ruit.
Hypothese 2: Alle onderzochte vlakglassporen zijn afkomstig van (een) willekeurig andere
ruit(en). [45]
Resultaten vergelijkend onderzoek:
Uit de jas van het slachtoffer [slachtoffer 2] (SIN: AAFH4240NL) zijn circa 1150 op glas gelijkende sporen veiliggesteld. Daarvan zijn 20 sporen onderzocht. Na vergelijking bleken 18 glassporen overeen te komen met het referentieglas van de buitenlaag van de voorruit.
Bewijskracht: de kans op het waarnemen van deze onderzoeksresultaten is veel waarschijnlijker (100 tot 10.000 keer groter) wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Uit de jas van het slachtoffer [slachtoffer 1] (SIN: AAFH4158NL) zijn circa 300 op glas gelijken sporen veiliggesteld. Daarvan zijn 20 sporen onderzocht. Na vergelijking bleken 4 glassporen overeen te komen met het referentieglas van de binnenlaag van de voorruit en 12 sporen overeen te komen met het referentieglas van de buitenlaag van de voorruit. Bewijskracht: de kans op het waarnemen van deze onderzoeksresultaten is zeer veel waarschijnlijker (10.000 tot 1.000.000 keer groter) wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Uit de jas van de verdachte (SIN: AAPC9185NL) zijn circa 170 op glas gelijkende sporen veiliggesteld. Daarvan zijn 20 sporen onderzocht. Na vergelijking bleken 19 glassporen overeen te komen met het referentieglas van de binnenlaag van de voorruit. Bewijskracht: de kans op het waarnemen van deze onderzoeksresultaten is veel waarschijnlijker (100 tot 10.000 keer groter) wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [46]
Een proces-verbaal van afname DNA-materiaal, genummerd PL0900-2022029701-33, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 februari 2022 is van verdachte [verdachte] celmateriaal afgenomen [47] (WAAY4006NL). [48]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig, genummerd PL0900-2022029701-39, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 februari 2022 werd een forensisch onderzoek in de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] verricht. [49]
De volgende sporen werden voor nader onderzoek veiliggesteld:
AAPE9285NL - Epitheel - plaats veiligstellen: stuurwiel rondom;
AAPE9286NL [50] - Epitheel - plaats veiligstellen: midden delen stuur;
3. AAPE9287NL - Epitheel - plaats veiligstellen: bovenzijde versnellingspook;
4. AAPE9288NL - Epitheel - plaats veiligstellen: bovenzijde instrumentpaneel
dashboard achter stuur;
5. AAPE9289NL - Epitheel - plaats veiligstellen: deurontgrendeling bestuurder
binnenkant;
6. AAPE9291NL - Epitheel - plaats veiligstellen: deurgreep bestuurder
binnenkant;
7. AAPE9292NL - Epitheel - plaats veiligstellen: gesp gordel bestuurder;
8. AAPE9293NL - Epitheel - plaats veiligstellen: gordel ontgrendelknop
bestuurder;
9. AAPE9294NL - Bloed - plaats veiligstellen: armsteun middenconsole aan
zijkant bestuurder. [51]
Een rapport van The Maastricht Forensic Institute (TMFI), getiteld ‘Forensich DNA-onderzoek’, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] (WAAY4006NL) is vergeleken met de DNA-profielen, verkregen van het sporenmateriaal. Doel van het DNA onderzoek is om vast te stellen of er celmateriaal aanwezig is in de bemonsteringen en wie de donor kan zijn. [52]
Resultaat DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor celmateriaal
1
AAPE9285NL
stuurwiel rondom
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte]
2
AAPE9286NL
midden delen stuur
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte]
3
AAPE9287NL
bovenzijde versnellingspook
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte]
4
AAPE9288NL
bovenzijde instrumentpaneel dashboard achter stuur
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte]
5
AAPE9289NL deurontgrendeling bestuurder
binnenkant
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte]
6
AAPE9291NL deurgreep bestuurder binnenkant
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte]
7
AAPE9292NL
gesp gordel bestuurder
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte]
8
AAPE9293NL gordel ontgrendel-knop bestuurder
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte]
9
AAPE9294NL armsteun midden-console aan zijkant bestuurder
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte] [53]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , documentcode 20220402.1703.10514, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Op welk telefoonnummer ben je te bereiken?
A: [telefoonnummer] . [54]
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 202222111642, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er zijn historische gegevens opgevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [verdachte] .
Op 30 januari 2022 heeft telefoonnummer [telefoonnummer] vrijwel de hele dag masten aangestraald in [woonplaats] , maar om 21.15 uur wordt de mast [straat] in [plaats] aangestraald. Het is niet mogelijk de mast in [plaats] vanaf het huisadres van verdachte [de rechtbank begrijpt: in [woonplaats] ] aan te stralen. [55]
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 20220307.1418.8602, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de iPhone van verdachte [verdachte] heb ik de volgende bevindingen gedaan.
  • Om 20:53:16 werd door de telefoon gelogd dat de Wifi-verbinding wordt verbroken.
  • Om 21:57:42 werd door de telefoon gelogd dat er weer verbinding was met het Wifi-netwerk.
Omstreeks 21:47 uur heeft het ongeval plaatsgevonden. Van de locatie van de botsing naar het huis van verdachte [verdachte] is het bij normale verkeersdrukte 10 minuten rijden. [56]
Drankgebruik verdachte
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] op 4 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: We willen het met je hebben over zondagavond 30 januari 2022. [57]
V: Hoeveel heb je gedronken?
A: Ongeveer tien glazen wodka. Het waren tien shotjes. [58]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] op 6 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Ik was best aangeschoten.
V: Wat dronk je zondagavond na 18.00 uur nog?
A: Gewoon, cola, fanta en de Wodka.
V: Was de fles leeg?
A: Er zat nog een bodempje in de fles. Ik had het meeste van de wodka gedronken.
V: Waaraan konden [D] en [E] merken dat je dronken was?
A: Ik lach dan uit het niets en beweeg sloom. [59]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte
2.Pagina 223.
3.Pagina 224.
4.Pagina 152.
5.Pagina 153.
6.Pagina 154.
7.Pagina 155.
8.Pagina 225.
9.Pagina 456.
10.Pagina 402.
11.Pagina 405.
12.Pagina 406.
13.Pagina 410.
14.Pagina 411.
15.Pagina 417.
16.Pagina 451.
17.Pagina 104.
18.Pagina 110.
19.Pagina 103.
20.Geneeskundige verklaring van de afdeling revalidatie van [naam] van 5 augustus 2022, pagina 78.
21.Geneeskundige verklaring van de afdeling revalidatie van [naam] van 5 augustus 2022, pagina 79.
22.Geneeskundige verklaring van revalidatiekliniek Libra Revalidatie en Audiologie in [plaats] van 26 juli 2022,
23.Geneeskundige verklaring van de afdeling revalidatie van [naam] van 5 augustus 2022, pagina 79.
24.Geneeskundige verklaring van de afdeling neurologie van [naam] van 14 april 2022, pagina 95.
25.Geneeskundige verklaring van de afdeling intensive care van [naam] van 24 juni 2022, pagina 91.
26.Geneeskundige verklaring van de afdeling intensive care van [naam] van 24 juni 2022, pagina 92.
27.Geneeskundige verklaring van de afdeling neurologie van [naam] van 14 april 2022, pagina 97.
28.Geneeskundige verklaring van revalidatiekliniek Libra Revalidatie en Audiologie in [plaats] van 26 juli 2022,
29.Geneeskundige verklaring van revalidatiekliniek Libra Revalidatie en Audiologie in [plaats] van 26 juli 2022,
30.Pagina 116.
31.Pagina 119.
32.Pagina 120.
33.Pagina 402.
34.Pagina 405.
35.Pagina 412.
36.Pagina 417.
37.Pagina 430.
38.Pagina 527.
39.Pagina 113.
40.Pagina 114.
41.Pagina 498.
42.Pagina 499.
43.Pagina 502.
44.Pagina 515.
45.Pagina 516.
46.Pagina 520 (en voor de bewijskracht: pagina 521).
47.Pagina 472.
48.Pagina 473.
49.Pagina 479.
50.Pagina 481.
51.Pagina 482.
52.Pagina 493.
53.Pagina 494.
54.Pagina 49.
55.Pagina 170.
56.Pagina 278.
57.Pagina 49.
58.Pagina 50.
59.Pagina 59.