ECLI:NL:RBMNE:2024:1835

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/16/557752 / HA ZA 23-390
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de echtelijke woning na echtscheiding met betrekking tot huwelijksvermogensrecht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om de verdeling van de echtelijke woning na de echtscheiding van partijen, die in gemeenschap van goederen waren getrouwd. De rechtbank heeft op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin [eiseres] de verdeling van de woning vorderde door middel van verkoop aan een derde, terwijl [gedaagde] in reconventie vroeg om de woning aan hem toe te delen zonder verdere verrekening. De partijen zijn al geruime tijd uit elkaar en [eiseres] wil niet langer in een onverdeelde gemeenschap blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reële mogelijkheid is voor [gedaagde] om [eiseres] uit te kopen, gezien zijn financiële situatie en de openstaande hypotheekschuld. De woning moet daarom worden verkocht aan een derde, waarbij de rechtbank de wijze van verdeling heeft gelast. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/557752 / HA ZA 23-390
Vonnis van 3 april 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A. Rost Onnes,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.J. Sol.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eiseres] van 30 mei 2023;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie van [gedaagde] van 18 juli 2023;
  • de aanvullende stukken van [gedaagde] van 27 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling (zitting) vond plaats op 8 maart 2024. Hierbij waren partijen, samen met hun advocaten, aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en de vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft hier aantekeningen van gemaakt. Namens [gedaagde] is een (aanvullende) financieringsberekening ingediend. Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest in gemeenschap van goederen. Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] 2015, is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Deze beschikking is vervolgens ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn als gevolg van hun huwelijk samen eigenaar van de woning aan de [adres] in [woonplaats 2] . [gedaagde] woont daar. [eiseres] heeft na de scheiding een huurwoning gevonden.
2.3.
Voor de aankoop van de woning is een hypothecaire geldlening bij Obvion N.V. afgesloten. Voor de terugbetaling van deze lening zijn partijen ieder hoofdelijk aansprakelijk. Aan deze geldlening is een levensverzekering gekoppeld bij Reaal Levensverzekeringen (hierna: de verzekering).
2.4.
Partijen hebben de woning eerder (op 10 november 2022) gezamenlijk laten taxeren. De taxatiewaarde was toen € 265.000,–.
2.5.
[eiseres] vraagt via deze procedure (samengevat) om verdeling van de voormalig echtelijke woning van partijen door middel van verkoop. [gedaagde] vraagt (in reconventie), zo begrijpt de rechtbank, om de woning en de daaraan verbonden verzekering aan hem toe te delen, zonder verdere verrekening. Indien er wel moet worden verrekend, moet een eventuele overwaarde van de woning volgens hem worden gebaseerd op basis van de restschuld per 1 januari 2016 en moet de waarde van de levensverzekering per 1 januari 2016 worden verdeeld. Meer subsidiair vordert [gedaagde] dat wordt uitgegaan van de huidige restschuld en de huidige waarde van de verzekering, maar dat [eiseres] aan hem de helft vergoedt van de door hem betaalde kosten van de woning en de verzekeringspremies sinds 1 januari 2016 tot datum overdracht.
2.6.
[gedaagde] krijgt geen gelijk. Dit betekent dat woning moet worden verkocht aan een derde en de vorderingen van [eiseres] (gedeeltelijk) worden toegewezen. Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk, per onderwerp, worden beoordeeld.

3.De beoordeling

3.1.
De woning behoort tot de ontbonden gemeenschap van goederen van partijen. Tussen partijen staat vast dat deze woning het enige bestanddeel is dat nog niet is verdeeld. [eiseres] is kort gezegd van mening dat de woning aan een derde moet worden verkocht en dat [gedaagde] daaraan zijn medewerking moet verlenen. Zij wil niet langer in een onverdeelde gemeenschap blijven. Partijen zijn namelijk al geruime tijd, zeven jaar, uit elkaar. [eiseres] wil graag verder met haar leven. Volgens [gedaagde] moet de woning aan hem worden toegedeeld. Het lukt partijen niet om afspraken te maken over de verdeling van de woning en de financiële consequenties daarvan. Onder deze omstandigheden kan ieder van de deelgenoten altijd de verdeling van een gemeenschappelijk goed vorderen en gelast de rechter op vordering van de meest gerede partij, de wijze van verdeling of stelt hij zelf de verdeling vast. [1] Hierbij moet de rechter naar billijkheid rekening houden met zowel de belangen van partijen als het algemeen belang. Uitgangspunt bij de verdeling is dat ieder van partijen in beginsel recht heeft op de helft van de waarde van de goederen. Daarbij geldt steeds dat voor de waarde van de goederen moet worden aangesloten bij de waarde op de datum van de feitelijke verdeling, tenzij uit een overeenkomst tussen partijen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hiervan moet worden afgeweken. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren. [2]
De woning en de hypothecaire lening
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om (zoals [gedaagde] vraagt) de woning aan hem toe te delen zonder verdere verrekening. [gedaagde] heeft namelijk geen feiten of omstandigheden genoemd, waarom in dit geval moet worden afgeweken van het uitgangspunt van een gelijke verdeling van de waarde van de woning. Deze (primaire) vordering van [gedaagde] zal daarom bij gebrek aan motivering worden afgewezen. De vraag die dan moet worden beantwoord is of de woning aan [gedaagde] kan worden toegedeeld, waarbij hij het aandeel van [eiseres] in de waarde overneemt. Op de zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat hij sinds een paar maanden meer is gaan werken (36 uur in plaats van 30 uur per week). Hij is in afwachting van een werkgeversverklaring, aan de hand waarvan zijn adviseur een nieuw financieringsadvies kan opstellen. Hoewel [eiseres] het [gedaagde] gunt om in de woning te kunnen blijven wonen, heeft hij volgens haar onvoldoende financiële mogelijkheden om de woning volledig over te nemen en [eiseres] te kunnen doen ontslaan van haar hoofdelijke aansprakelijkheid tegenover de bank.
3.3.
Anders dan [gedaagde] , ziet de rechtbank geen reële mogelijkheden dat hij [eiseres] kan uitkopen. Voor een uitkoop is vereist dat [gedaagde] de helft van de overwaarde moet kunnen vergoeden aan [eiseres] en dat hij de huidig openstaande hypotheekschuld zelfstandig moet kunnen dragen. De openstaande hypotheekschuld is per 1 januari 2024 (afgerond) € 178.058,–. De overwaarde is gelijk aan de waarde van de woning, verminderd met de hypotheekschuld en vermeerderd met de waarde van de verzekering.
Voor het bepalen van de overwaarde bij toedeling aan [gedaagde] , zijn partijen het eens dat zij, in het voordeel van [gedaagde] , uitgaan van de taxatiewaarde uit 2022: € 265.000,–. Rekening houdend met de hypotheekschuld en de waarde van de verzekering per 1 januari 2016 (zoals [gedaagde] stelt), is de totale overwaarde daarmee afgerond (265.000 -/- 208.561 [3] + 12.457 [4] = ) € 68.896,–. Dat betekent dat [gedaagde] minimaal de helft van deze overwaarde, vermeerderd met de huidig openstaande hypotheekschuld moet kunnen financieren. Dat komt neer op een bedrag van ((68.896 / 2) + 178.058 =) € 212.506,–.
Uit de financieringsadviezen die [gedaagde] heeft laten zien, volgt dat hij medio 2023 op basis van zijn inkomen mogelijk een bedrag van € 160.424,– kon financieren. Daarmee is dus sprake van een financieringstekort van ongeveer € 52.083,–. Dat [gedaagde] dit tekort kan overbruggen doordat hij zes uur per week meer is gaan werken, is niet gesteld en is ook niet aannemelijk. Andere omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde] toch in staat is om [eiseres] uit te kopen, zijn niet bekend. Dit betekent dat er geen reële kans bestaat dat [gedaagde] de woning kan overnemen. De (daarmee samenhangende) vorderingen van [gedaagde] zullen daarom worden afgewezen.
3.4.
Omdat [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank niet in staat is de woning over te nemen, moet deze verkocht worden. Andere smaken zijn er niet. De rechtbank zal daarom de wijze van verdeling gelasten zoals in het dictum is omschreven. Hierbij zal (in lijn met de strekking van de vordering van [eiseres] en zoals besproken op zitting) een termijn van drie maanden in acht worden genomen.
3.5.
De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde] zijn volledige medewerking zal verlenen aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning aan een derde. Voor het geval dat [gedaagde] dit toch niet doet, zal dit vonnis voor die medewerking in de plaats treden.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.6.
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Proceskosten
3.7.
Omdat partijen ex-partners zijn en het geschil tussen partijen voortvloeit uit het einde van hun relatie, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
4.1.
gelast de wijze van verdeling van de woning aan de [adres] in [woonplaats 2] als volgt:
de woning zal worden verkocht en geleverd aan een derde, waartoe partijen binnen een maand na dit vonnis gezamenlijk een schriftelijke verkoopopdracht zullen geven aan een door hen aan te wijzen makelaar; ten behoeve van die aanwijzing zal [eiseres] binnen een termijn van één week na dit vonnis drie NVM-makelaars voorstellen aan [gedaagde] , die er op zijn beurt binnen één week daarna één uit zal kiezen;
de levering van de woning aan een derde zal niet eerder dan drie maanden, nadat de woning in de verkoop is gezet, plaatsvinden. Bij verkoop en levering van de woning moet de verzekering worden afgekocht, moet uit de verkoopopbrengst de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening worden afgelost en moeten de kosten verbonden aan de verkoop worden voldaan. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende (netto) opbrengst en ieder voor de helft draagplichtig voor een eventuele restschuld;
4.2.
beveelt [gedaagde] medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de in de verdeling betrokken goederen;
4.3.
bepaalt dat, indien [gedaagde] weigert de verkoopopdracht aan de aangewezen makelaar te tekenen en/of weigert de door deze makelaar geadviseerde koopovereenkomst met een koper te tekenen en/of weigert mee te werken aan de levering van de echtelijke woning aan die derde, dit vonnis in de plaats treedt van de voor de verkoopopdracht en/of de koopovereenkomst en/of de notariële levering van de woning vereiste wilsverklaring van [gedaagde] ;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.E. Manning en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024. [5]

Voetnoten

1.Artikel 3:178 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 3:185 BW.
2.Hoge Raad 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631.
3.Openstaande hypotheekschuld per 1 januari 2016 (afgerond).
4.Opgebouwde waarde levensverzekering per 1 januari 2016 (afgerond).
5.type: MM/5518