In deze zaak heeft het Rijksvastgoedbedrijf verzocht om benoeming tot vereffenaar van de nalatenschap van een overleden persoon, die al meer dan 20 jaar niet was opgeëist. De rechtbank Midden-Nederland heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 4:226 lid 4 BW een goed van de nalatenschap aan de Staat vervalt als het niet binnen twintig jaar na het openvallen van de nalatenschap door iemand is opgeëist. De erflaatster was overleden in 1990 en er waren geen erfgenamen gevonden, noch was er een testament geregistreerd. De rechtbank concludeerde dat de nalatenschap al meer dan 20 jaar niet was opgeëist, waardoor de banktegoeden van de erflaatster automatisch aan de Staat toekomen. De rechtbank merkte op dat de wetgever geen voorwaarden heeft gesteld voor de overdracht van deze goederen aan de Staat en dat een vereffeningsprocedure in dit geval geen nut heeft, omdat er geen schulden zijn die vereffend moeten worden. De rechtbank wees erop dat de banken ten onrechte eigen voorwaarden stellen voor de overdracht van tegoeden die reeds aan de Staat zijn vervallen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.