ECLI:NL:RBMNE:2024:1978

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
UTR 24/1215
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting woning na aanslag met zwaar vuurwerk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. van der Meer, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Almere, die was ingesteld na een aanslag met zwaar (illegaal) vuurwerk en brandbommen op 9 november 2023. De burgemeester had de woning gesloten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet, voor de duur van drie maanden, omdat er een ernstige vrees bestond voor een verstoring van de openbare orde.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de sluiting afgewezen. Tijdens de zitting op 19 maart 2024 is vastgesteld dat er nog steeds een actuele dreiging bestaat, gezien de betrokkenheid van verzoeker bij een conflict in het criminele milieu. De burgemeester had zich gebaseerd op bestuurlijke rapportages van de politie, die wezen op een risico voor de openbare orde. Verzoeker betwistte de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten en stelde dat de dreiging niet langer actueel was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had gehandeld.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen dan de belangen van verzoeker om in zijn woning te verblijven. Hoewel de motivering van de sluiting verbetering behoeft, was de sluiting noodzakelijk om herhaling van geweld of bedreiging te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1215

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P. van der Meer),
en

de burgemeester van de gemeente Almere, de burgemeester

(gemachtigden: mr. C. Demetriadis en mr. E.M. Zigerink).

Inleiding

Op 9 november 2023 is op de woning van verzoeker aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) en op de auto van verzoeker een aanslag gepleegd met zwaar (illegaal) vuurwerk en flessen met brandbare vloeistof. De voordeur van de woning is flink beschadigd door het explosief en de brand die daaruit volgde en de auto heeft aan de achterzijde flinke schade opgelopen.
De burgemeester heeft de woning bij mondelinge mededeling van 16 februari 2024 gesloten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet voor de duur van drie maanden. Op 20 februari 2024 heeft de burgemeester de sluiting op schrift gesteld en toegelicht. Daarbij heeft de burgemeester zich gebaseerd op bestuurlijke rapportages van de politie.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om de sluiting hangende de bezwaarprocedure te schorsen. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op dit verzoek.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van de burgemeester en [A] van de politie.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hoe beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek?
2. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om het besluit van burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. Daarnaast weegt zij de belangen van verzoeker en van de burgemeester bij een schorsing. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er spoedeisend belang?
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang, nu de woning door het bestreden besluit in ieder geval tot 16 mei 2024 gesloten zal moeten blijven.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
Was de burgemeester bevoegd de woning te sluiten?
4. Verzoeker is van mening dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten. Zijn argumenten komen erop neer dat de bestuurlijke rapportages niet de conclusie kunnen dragen dat er nog altijd een actuele ernstige vrees voor een openbare ordeverstoring bestaat. De burgemeester baseert zich volgens verzoeker namelijk op gebrekkige en onjuiste onderzoeksinformatie van de politie. De bestuurlijke rapportages zijn op punten onjuist, niet stevig genoeg en er zitten discrepanties tussen. Zo is onvoldoende onderbouwd dat er nog altijd een dreiging is. Volgens verzoeker is die dreiging er niet langer. Ook heeft verzoeker niet gezegd dat hij in de woning zal verblijven. Hij heeft namelijk een ander verblijfadres (bij zijn moeder, zoals in de schorsende voorwaarden van zijn voorlopige hechtenis is opgenomen) en heeft de woning sinds 13 februari 2024 niet betreden. De dreiging is daarmee afgenomen. Daarnaast blijkt uit niets dat er na zijn vertrek sprake is geweest van nadelige effecten op het openbare leven of andere lokale omstandigheden. Er zijn geen overlastmeldingen in het algemeen of als gevolg van het incident. Om die redenen is de burgemeester volgens verzoeker niet bevoegd om de woning te sluiten.
5. De voorzieningenrechter ziet dat anders en is van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet, zoals dat sinds 1 januari 2024 luidt, bevoegd is om een woning te sluiten als door ernstig geweld of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring. Niet in geschil is dat er sprake is geweest van (de bedreiging met) ernstig geweld bij de woning en in de nabijheid van de woning, maar het gaat om de vraag of er nog altijd een actuele ernstige vrees voor een openbare ordeverstoring is. De burgemeester heeft de sluiting gebaseerd op de bestuurlijke rapportages van de politie. Uit de bestuurlijke rapportage van 8 februari 2024 valt op te maken dat verzoeker betrokken is bij een conflict in het criminele milieu en dat de aanslagplegers geld van hem willen hebben. Tijdens het onderzoek zijn meerdere verdachten aangehouden, maar de daadwerkelijke opdrachtgevers en/of uitvoerders van de explosies zijn vermoedelijk niet aangehouden. Omdat verzoeker in vrijheid gesteld gaat worden, wordt een risico voor de bewoners, omwonenden en toevallige passanten door de politie aannemelijk geacht. Uit de bestuurlijke rapportage van 15 februari 2024 volgt dat verzoeker daadwerkelijk op vrije voeten is met ingang van 9 februari 2024 en dat hij zich in en rond de woning ophoudt. Op de zitting heeft [A] namens de politie verder bevestigd dat er nog steeds een actuele dreiging is, omdat het conflict niet is opgelost en de opdrachtgevers en uitvoerders niet zijn aangehouden. Op basis van de bestuurlijke rapportages in combinatie met wat namens de politie op de zitting is gezegd, vindt de voorzieningenrechter dat er op dit moment voldoende is om aan te nemen dat er een vrees is op verstoring van de openbare orde door ernstig geweld of een bedreiging daarmee als verzoeker zich in zijn woning ophoudt. De enkele stelling van verzoeker dat de informatie van de politie onjuist en gebrekkig is, biedt onvoldoende tegenwicht aan de bestuurlijke rapportages en de informatie van de politie ter zitting. Wel vindt de voorzieningenrechter dat de burgemeester in de beslissing op bezwaar beter moet onderbouwen dat de vrees voor wraakacties en daarmee de dreiging nog steeds actueel is, gelet op het tijdsverloop sinds de aanslag op 9 november 2023. Daarbij moet de burgemeester ook betrekken dat verzoeker momenteel – volgens de schorsende voorwaarden van zijn voorlopige hechtenis – bij zijn moeder dient te verblijven. Hoewel de motivering van de sluiting verbetering behoeft, betekent dit niet dat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan en er dus een voorziening moet worden getroffen. De burgemeester kan het motiveringsgebrek namelijk in bezwaar herstellen.
Mocht de burgemeester gebruik maken van de bevoegdheid tot sluiting?
6. Volgens verzoeker had de burgemeester niet tot de sluiting van de woning mogen overgaan. De sluiting is niet noodzakelijk. Het is aannemelijk dat de rust is weergekeerd, omdat verzoeker al drie maanden niet in de woning is geweest, hij een ander verblijfadres heeft en niet blijkt dat er nog steeds sprake is van (een grote mate van) onrust in de buurt. Ook is de sluiting niet proportioneel en had er met een minder vergaand middel kunnen worden volstaan. Zo had de burgemeester eerst verzoeker moeten benaderen met een voorstel om het probleem op te lossen [1] , zoals bijvoorbeeld het afspreken van tijdstippen waarop verzoeker in de woning is of het geven van een waarschuwing naar analogie van het Damocles beleid. Bovendien zijn de belangen van verzoeker om in de woning te kunnen zijn, groot. In zijn woning ligt de administratie van zijn kantoor, staan zijn medicamenteuze planten en bevinden zich spullen van zijn kinderen. Ook moet hij de woning kunnen betreden om een muizenplaag te bestrijden en om zijn woning te kunnen verkopen.
7. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester van de bevoegdheid tot sluiting gebruik heeft mogen maken. De ontploffingen bij de woning en de auto van verzoeker kunnen aangemerkt worden als ernstig geweld op en nabij de woning. De ontploffing is volgens de politie een gevolg van een conflict tussen verzoeker en lieden uit het criminele milieu. De burgemeester heeft zo lang verzoeker niet in de woning verbleef cameratoezicht aangewezen geacht. Omdat verzoeker na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zich weer in en rond de woning heeft begeven, heeft verklaard daar te gaan verblijven, terwijl de vermoedelijke opdrachtgever/uitvoerder van de aanslag nog niet zijn aangehouden, heeft de burgemeester kunnen menen dat er gerede vrees is dat er meer geweldsincidenten kunnen volgen. Zoals gezegd, heeft de burgemeester deze informatie van de politie niet naast zich neer hoeven leggen vanwege de enkele stelling van verzoeker dat hij niet heeft gezegd in de woning te zullen verblijven. De burgemeester heeft zich bovendien op goede gronden op het standpunt gesteld dat op het moment van de sluiting minder verstrekkende maatregelen om ernstige verstoring van de openbare orde rond de woning te voorkomen en om verzoekers en omwonenden te beschermen niet voorhanden of toereikend waren. De sluiting is noodzakelijk om herhaling van geweld of bedreiging van geweld die de openbare orde verstoren te voorkomen. Met extra surveillance, voortdurende observatie of cameratoezicht en/of het geven van een waarschuwing wordt het doel van het beperken van het risico voorbij geschoten. Bovendien heeft de burgemeester niet ten onrechte gesteld dat het maken van afspraken over gezette tijden geen geschikt alternatief is, aangezien het daardoor bekend wordt wanneer verzoeker in de woning is. Dat de burgemeester eiser niet voorafgaand aan de sluiting heeft gecontacteerd klopt, maar dit is onvoldoende grond voor toewijzing van de gevraagde voorziening. Wel dient de burgemeester in de beslissing op bezwaar nader te motiveren waarom het in dit geval niet nodig was om verzoeker eerst in de gelegenheid te stellen maatregelen te treffen.
9. De voorzieningenrechter acht de sluiting tot slot ook evenwichtig. Uit de bestuurlijke rapportage van 15 februari 2024 volgt dat er niet op vertrouwd kan worden dat verzoeker niet naar zijn woning gaat. Dat hierop niet kan worden vertrouwd, is bevestigd doordat verzoeker op de zitting heeft gezegd diezelfde middag de woning in te zullen gaan, terwijl hij daar volgens de burgemeester geen toestemming voor had. De burgemeester heeft op het moment van de sluiting het belang van verzoeker in zijn woning te mogen verblijven, gelet op de acute en ernstige verstoring van de openbare orde en de ernstige vrees voor herhaling, bovendien ondergeschikt kunnen achten aan de belangen die gediend zijn met een spoedige sluiting van de woning ter bescherming van de openbare orde. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoeker met toestemming van de burgemeester de woning mag betreden, bijvoorbeeld om een muizenbestrijdingsdienst of een makelaar binnen te laten. Ook betrekt de voorzieningenrechter daarbij dat verzoeker bij zijn moeder buiten [woonplaats] verblijft en in de schorsende voorwaarden van de voorlopige hechtenis is opgenomen dat hij daar ook verblijft.
Kan een belangenafweging van de voorzieningenrechter tot schorsing leiden?
10. Vanwege wat de voorzieningenrechter onder 9 heeft overwogen valt de belangenafweging die de voorzieningenrechter zelf moet maken in het nadeel van verzoeker uit.

Conclusie en gevolgen

11. Gezien het voorgaande zal naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het besluit tot sluiting van de woning in bezwaar stand houden. Wel zal de burgemeester in de bezwaarprocedure de actuele vrees en het niet contacteren van verzoeker voorafgaand aan de sluiting beter moeten onderbouwen. Dit levert echter geen grond op voor het treffen van een voorlopige voorziening. Ook in de bij het verzoek om voorlopige voorziening betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter geen reden voor een voorlopige voorziening.
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dat betekent dat de woning gesloten blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In dit verband wijst verzoeker op artikel 174a, vierde lid, van de Gemeentewet.