ECLI:NL:RBMNE:2024:2056

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
16/067262-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep, diefstal van elektriciteit, eenvoudig witwassen en voorbereidingshandelingen voor hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep, maar heeft hem wel veroordeeld voor het telen van hennep, diefstal van elektriciteit, en het witwassen van geld. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 22 maart 2024, waar de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, en de raadsman van de verdachte, mr. G.I. Roos, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij bepaalde feiten, wat leidde tot een aantal vrijspraken. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank verklaarde ook dat de verdachte strafbaar was en dat de bewezenverklaarde feiten onder de Opiumwet vallen. De beslissing op beslag werd ook behandeld, waarbij een gedeelte van het in beslag genomen geldbedrag verbeurd werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/067262-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G.I. Roos, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 21 juli 2021 tot en met 21 september 2021 in [woonplaats] , in een pand gelegen aan de [adres] , samen met een of meer anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans 229 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 21 september 2021 in [woonplaats] , in een pand gelegen aan de [adres] , samen met een of meer anderen, 70.042 kWh elektriciteit heeft gestolen van Liander, door middel van braak en/of verbreking;
feit 3
op 21 september 2021 in [woonplaats] , in een pand gelegen aan de [adres] , samen met een of meer anderen, 2.547,80 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 4
op 21 september 2021 in [woonplaats] , in een pand gelegen aan de [adres] , samen met een of meer anderen, 28.092,10 euro heeft witgewassen;
feit 5
op 6 mei 2021 in [woonplaats] , in een pand gelegen aan [adres] , samen met een of meer anderen, 3.495,73 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 6
op 6 mei 2021 in [woonplaats] , in een pand gelegen aan [adres] , samen met een of meer anderen, het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van hennep heeft voorbereid.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 5 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de in het pand aan [adres] aangetroffen hennep.
De raadsman heeft voorts partiële vrijspraak bepleit van de pleegperiode van het onder 2 tenlastegelegde omdat de diefstal van de elektriciteit pas is begonnen op het moment dat verdachte begon met het kweken van hennep.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 5
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte op enig moment betrokken is geweest bij het verwerken van hennep in de ruimte waar de hennep is aangetroffen, kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van de inhoud van de stukken in het dossier niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aldaar op 6 mei 2021 aangetroffen hoeveelheid hennep en dat die hennep zich die dag in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden.
Partiële vrijspraak in de uitoefening van beroep of bedrijf feit 1
Uit de inhoud van de stukken in het dossier volgt niet zonder meer dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft gepleegd in de uitoefening van beroep of bedrijf zodat de rechtbank verdachte hiervan partieel zal vrijspreken.
Partiële vrijspraak medeplegen feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 6
Uit de stukken in het dossier volgt onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd zodat de rechtbank verdachte hiervan telkens partieel zal vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 6
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de diefstal van de elektriciteit eerder is aangevangen dan het moment dat verdachte begon met het kweken van hennep. De rechtbank zal ten aanzien van de pleegperiode van het onder 2 tenlastegelegde daarom aansluiten bij het onder 1 tenlastegelegde.
Bewijsoverweging feit 4
Op grond van de inhoud van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de geldbedragen die zijn aangetroffen in de woning van verdachte in een spaarpot, in een portemonnee en in een boek afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van (het witwassen van) de betreffende geldbedragen, zodat de rechtbank tot bewezenverklaring van een lager bedrag dan tenlastegelegd komt.
Bewijsoverweging feit 6De verdediging heeft aangevoerd dat de hennep-gerelateerde goederen op [adres] daar in 2017 al door de politie waren aangetroffen maar toen niet zijn verwijderd. Nog daargelaten of dit aan bewezenverklaring aan de weg zou staan, acht de rechtbank echter niet aannemelijk dat de hennep-inventaris toen niet door de politie is meegenomen, gezien de directe link tussen deze goederen en de teelt van hennep. [1]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 21 juli 2021 tot en met 21 september 2021 te [woonplaats] , in een pand gelegen aan de [adres] , opzettelijk heeft geteeld en bewerkt, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van 229 hennepplanten, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2
in de periode van 21 juli 2021 tot en met 21 september 2021 te [woonplaats] in een pand gelegen aan de [adres] , een hoeveelheid elektriciteit, die geheel aan Liander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
op 21 september 2021 te [woonplaats] , in een pand gelegen aan de [adres] , opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 2.547,80 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 4
op 21 september 2021, te [woonplaats] , in een pand gelegen aan de [adres] , een voorwerpen te weten geldbedragen ter hoogte van (in totaal) 25.600,00 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
feit 6
op 6 mei 2021 te [woonplaats] , in een pand gelegen aan [adres] , stoffen en voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten
- plantenvoeding en jerrycans en flessen groeimiddel en
- slakkenhuisventilatoren en strijkzakken en plantenpotten en irrigatiebuizen en sproeipennen en koppelstukken en slangen en verdelers en aansluitmateriaal en CO2 generatoren en kweeklampen en fancontrollers en thermostaatcontrollers en schakelborden en luchtslangen en droognetten en koolstoffilters en ventilatoren en tijdschakelaars en kachels en knipmachines en tentstokken en een zeil en een stroomkabel en een strijkbout en een weegschaal,
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 4
eenvoudig witwassen;
feit 6
stoffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen maar een taakstraf, eventueel met een voorwaardelijk strafdeel. De raadsman heeft voorts verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met het feit dat de onder 6 bewezen verklaarde stoffen en voorwerpen zijn achtergebleven na de eerdere doorzoeking door de politie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten die betrekking hebben op illegale hennepteelt. Het exploiteren van hennepkwekerijen waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net levert (brand)gevaar voor de omgeving op. Bovendien gaat professionele hennepteelt en de illegale handel daarin vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit omdat er vaak grote financiële belangen mee gemoeid zijn. Dit brengt grote schade toe aan de samenleving als geheel. Verdachte heeft enkel oog gehad voor eigen financieel gewin en zich niet bekommerd om deze gevolgen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 14 februari 2024 waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een hennepkwekerij met 100 tot 500 hennepplanten uit van een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Voor het aanwezig hebben van 2.500 tot 5.000 gram hennep gaan de oriëntatiepunten uit van een taakstraf van 180 uren. Voor witwassen van bedragen van € 10.000,00 tot € 70.000,00 gaan de oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden dan wel een overeenkomstige taakstraf. Voor het bepalen van de op te leggen straf zal de rechtbank deze oriëntatiepunten als uitgangspunt nemen. Voor diefstal (met verbreking) van elektriciteit en het voorbereiden van hennepteelt bieden de oriëntatiepunten naar het oordeel van de rechtbank geen passend uitgangspunt. De rechtbank zal bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiten bij straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn overweegt de rechtbank dat verdachte op 21 september 2021 in verzekering is gesteld. Daarmee is de redelijke termijn aangevangen. Uitgangspunt is dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De rechtbank zal op 5 april 2024 uitspraak doen. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim 6 maanden is overschreden.
Dat al de onder 6 bewezen verklaarde stoffen en voorwerpen zijn achtergebleven na de doorzoeking door de politie in 2017 acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de hoeveelheid en de combinatie van stoffen en voorwerpen, alsmede de verklaringen van een aantal van de bij de doorzoeking in 2017 aanwezige verbalisanten. De rechtbank zal hier dan ook geen rekening mee houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. In het bijzonder acht de rechtbank, gelet op het ontbreken van relevante documentatie, de nauwe samenhang tussen feiten 1 tot en met 4 en de overschrijding van de redelijke termijn, de oplegging van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf niet (meer) passend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 240 uren passend en geboden is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van het in beslag genomen geldbedrag met goednummer PL0900-2021139910-2817068 en gedeeltelijke verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag met goednummer PL0900-2021139910-2880261 tot een bedrag van € 26.337,70. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de teruggave te gelasten van het overige gedeelte van het in beslag genomen bedrag onder goednummer PL0900-2021139910-2880261.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de teruggave aan verdachte te gelasten van een gedeelte van het in beslag genomen geldbedrag met goednummer PL0900-2021139910-2880261, te weten een gedeelte van € 2.5052,10.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal van het in beslag genomen bedrag € 26.947,10 (goednummer PL0900-2021139910-2880261) een gedeelte ter hoogte van € 24.445,00, verbeurd verklaren. Dit bedrag is geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit verkregen.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 2041,45 EUR (goednummer PL0900-2021139910-2817068), en
- een gedeelte van 26947,1 EUR (goednummer PL0900-2021139910-2880261), ter hoogte van € 2.502,10.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 311, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3, 11 en 11a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 6 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een gedeelte van 26947,1 EUR (goednummer PL0900-2021139910-2880261), ter hoogte van € 24.445,00;
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 2041,45 EUR (goednummer PL0900-2021139910-2817068), en
  • een gedeelte van 26947,1 EUR (goednummer PL0900-2021139910-2880261), ter hoogte van € 2.502,10.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en
M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2024.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 21 juli 2021 tot en met 21 september 2021 te [woonplaats] , althans in Nederland, (in een pand gelegen aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 229 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 21 september 2021 te [woonplaats] , althans in Nederland, (in een pand gelegen aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 70.042 Kwh elektriciteit, althans een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij op of omstreeks 21 september 2021 te [woonplaats] , althans in Nederland, (in een pand gelegen aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 2.547,80 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 21 september 2021, te [woonplaats] , althans in Nederland, (in een pand gelegen aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten meerdere dan wel enig (groot) geldbedrag(en) ter hoogte van (ongeveer) 28.092,10 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;
5
hij op of omstreeks 6 mei 2021 te [woonplaats] , althans in Nederland, (in een pand gelegen aan [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 3.495,73 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6
hij, op of omstreeks 6 mei 2021 te [woonplaats] , althans in Nederland, (in een pand gelegen aan [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- plantenvoeding en/of een of meer jerrycans en/of flessen groeimiddel en/of
- een of meer slakkenhuisventilatoren en/of strijkzakken en/of plantenpotten (met hennep/aarderesten) en/of irrigatiebuizen en/of sproeipennen en/of koppelstukken en/of slangen en/of verdelers en/of aansluitmateriaal en/of co2 generatoren en/of kweeklampen en/of fancontrollers en/of thermostaatcontrollers en/of schakelborden en/of luchtslangen en/of droognetten en/of koolstoffilters en/of ventilatoren en/of tijdschakelaars en/of kachels en/of knipmachines en/of tentstokken en/of een zeil en/of een stroomkabel en/of een strijkbout en/of een weegschaal,
dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten een of meer ruimtes in het pand gelegen aan [adres] , waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Voetnoten

1.Ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2021 van P.W.B. van Tilborgh, met kenmerk PL0900-2021139910-254, blz. 165 van het eind proces-verbaal.