ECLI:NL:RBMNE:2024:2069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
UTR 21/5150
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de WOZ-waarde en de gevolgen van te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 11 maart 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 483.000 en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiseres had het bezwaarschrift gedateerd op 8 april 2021, maar de heffingsambtenaar ontving het pas op 27 juli 2021. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn is overschreden zonder geldige reden. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting verklaard dat hij het bezwaarschrift op tijd heeft verzonden, maar de rechtbank acht deze verklaring niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, waardoor de inhoudelijke beoordeling van het geschil niet aan de orde komt. Eiseres had ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de vertraging aan de handelswijze van de gemachtigde kan worden toegerekend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: mr. M.F.M. Boerlage).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van 17 december 2021 (het bestreden besluit).
1.1.
De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 28 februari 2021 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres] in [vestigingsplaats] voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 483.000. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiseres als gebruiker van de onroerende zaak ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
1.2.
Met het bestreden besluit heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2024 op een online zitting behandeld. Daarbij waren de gemachtigden van partijen aanwezig.
1.5.
De rechtbank heeft na de zitting op 31 januari 2024 nog een stuk ontvangen van eiseres. Omdat het stuk geen aanleiding vormt om het onderzoek te heropenen, wordt het stuk niet door de rechtbank bij de beoordeling betrokken.

Beoordeling door de rechtbank

2. In geschil is of de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift onverschoonbaar te laat is ingediend en omdat geen rechtsgeldige machtiging is overgelegd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
3. Het door de gemachtigde van eiseres opgestelde beroepschrift, de ‘pinpointbrief’ en de andere brieven staan vol met algemene, weinig inhoudelijke, dikwijls onsamenhangende en inconsistente, fragmentarische en niet of nauwelijks onderbouwde op de onroerende zaak betrekking hebbende stellingen. In elke zaak van deze gemachtigde worden min of meer dezelfde brieven gestuurd. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres er al eerder op gewezen dat zij daar niets mee kan. [1] Ten aanzien van de ontvankelijkheid heeft eiseres in haar beroepschrift enkel de algemene stelling opgenomen dat het bezwaarschrift volstrekt onterecht niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Hoewel de gemachtigde van eiseres pas op de zitting concreet heeft gemaakt waarom eiseres het niet eens is met de uitspraak op bezwaar, zal de rechtbank het beroep beoordelen aan de hand van de op de zitting ingenomen standpunten. Gebleken is namelijk dat de heffingsambtenaar op de zitting adequaat op de standpunten van eiseres heeft kunnen reageren en ook de rechtbank was voldoende in staat om de zaak te beoordelen.
Is eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard?
5. De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift is zes weken. [2] De termijn voor het instellen van bewaar begint te lopen met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet. [3] Een bezwaarschrift is in ieder geval tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Een bezwaarschrift dat per post is verstuurd is nog op tijd als het vóór het einde van de zes-wekentermijn op de post is gedaan en binnen een week na afloop van de termijn is ontvangen. [5]
6. Een bestuursorgaan kan besluiten om een bezwaarschrift niet inhoudelijk te behandelen als een bezwaarschrift onverschoonbaar te laat is ingediend. Een bezwaarschrift dat te laat is ingediend moet dus wel inhoudelijk worden behandeld als de termijnoverschrijding verschoonbaar is. [6] Dan gaat het om zodanige omstandigheden dat het te laat indienen van het bezwaarschrift toch niet voor rekening van de indiener daarvan kan komen.
7. De datum van het aanslagbiljet is 28 februari 2021. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde daarmee op 12 april 2021. De heffingsambtenaar stelt het bezwaarschrift van eiseres dat op 8 april 2021 is gedagtekend, ontvangen te hebben op 27 juli 2021 in een enveloppe met daarop een stempel “Frankering gecontroleerd (…) 210727 (…)” en een stempel ‘27 juli 2021’. De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat de frankeercontroledatum 27 juli 2021 is geweest en dat de stempel ‘27 juli 2021’ een stempel is die door hemzelf bij de postverwerking wordt gegeven.
8. De gemachtigde van eiseres heeft op zitting verklaard dat hij het bezwaarschrift direct, dat wil zeggen op 8 april 2021, ter post heeft bezorgd. Hij heeft daarbij toegelicht dat hij standaard elke avond zijn post bij het postsorteercentrum in Nieuwegein aanlevert en dat hij voor de verwerking verder afhankelijk is van PostNL. Eiseres betwist verder dat de envelop die de heffingsambtenaar heeft overgelegd waarop 27 juli 2021 als datum staat vermeld, bij het bezwaarschrift van 8 april 2021 hoort. Er had een stempel op het bezwaarschrift als bewijs van ontvangst moeten staan.
9. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het bezwaarschrift tijdig, dus uiterlijk op 12 april 2021 ter post heeft bezorgd. Op de door de heffingsambtenaar overgelegde kopie van de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden, staat een poststempel van PostNL met de datum 27 juli 2021. Bij gebreke van ander bewijs gaat de rechtbank ervan uit dat het bezwaarschrift bij deze envelop hoort en eiseres het bezwaarschrift op die dag - en dus te laat - ter post heeft bezorgd. De gemachtigde van eiseres heeft – los van zijn verklaring op de zitting dat hij elke dag zelf zijn post bezorgd bij het postsorteercentrum – op niets kunnen wijzen dat bevestigt dat het bezwaar op of op voor 12 april 2021 ter post is bezorgd. Een kopie van het bezwaarschrift met een datum is onvoldoende, omdat dit niet bevestigt dat het op die datum verzonden is.
10. De heffingsambtenaar heeft eiseres per brief van 27 november 2021 in de gelegenheid gesteld om aan te geven waarom zij te laat het bezwaarschrift heeft ingediend. Daarop heeft eiseres gereageerd door de brief van de heffingsambtenaar terug te sturen met een aantal krabbels erop. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres op de zitting gevraagd wat hij daarop heeft geschreven, maar daar heeft hij geen duidelijkheid over kunnen geven. Dat er een geldig excuus zou zijn voor de termijnoverschrijding is niet gesteld en ook niet gebleken. De heffingsambtenaar heeft eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Als gevolg hiervan komt de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil.
11. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de vraag of de heffingsambtenaar het bezwaar ook niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren omdat geen rechtsgeldige machtiging is overgelegd. Het te laat zonder geldige reden indienen van een bezwaarschrift is op zichzelf al reden om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
De duur van de procedure en verzoek schadevergoeding
12. De gemachtigde van eiseres heeft namens haar verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend als een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop de heffingsambtenaar het bezwaarschrift ontvangt.
13. Het bezwaarschrift is door de heffingsambtenaar ontvangen op 28 juli 2021. Sinds de ontvangst van het bezwaarschrift zijn dus twee jaar en (afgerond naar boven) 8 maanden verstreken.
14. De gemachtigde van eiseres heeft een zeer groot aantal bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures lopen bij deze rechtbank en hij heeft geen personeel. Zijn handelswijze leidt noodzakelijkerwijs tot het oplopen van de duur van de behandeling van de door hem ingestelde beroepen en daarmee tot het overschrijden van de redelijke termijn. Die handelswijze kan aan eiseres worden toegerekend. Voor een nadere motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar en sluit zij aan bij haar uitspraak van 20 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6191, overwegingen 17 tot en met 23. De rechtbank ziet daarom aanleiding voor een verlenging van de termijn met een jaar. De gemachtigde van eiseres heeft er op de zitting op gewezen dat de vertraging van de beroepsprocedure in deze zaak niet aan hem is toe te rekenen, omdat de zaak is uitgesteld doordat deze eerder foutief stond gepland. Echter, zoals hiervoor is toegelicht is de vertraging in de behandeling van deze individuele zaak niet de aanleiding voor een verlenging van de termijn. Dat is immers de zaaksoverstijgende bijzondere omstandigheid dat de hoeveelheid zaken die de gemachtigde van eiseres bij de rechtbank aanhangig maakt niet aansluit op zijn beschikbaarheid, waardoor de duur van de behandeling van de door hem ingestelde beroepen oploopt. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn niet is overschreden en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Conclusie

15. Het beroep is ongegrond, omdat de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het verzoek om een schadevergoeding wordt ook afgewezen.
16. Bij deze uitkomst is geen ruimte voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In haar uitspraak van 24 januari 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:221) is de rechtbank uitgebreid ingegaan op het procedeergedrag van de gemachtigde van eiseres en de verschillende waarschuwingen die hij heeft gehad.
2.artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4.artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.artikel 6:9, tweede lid, van de Awb
6.artikel 6:11 van de Awb.