ECLI:NL:RBMNE:2024:2069
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de WOZ-waarde en de gevolgen van te late indiening
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 11 maart 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 483.000 en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiseres had het bezwaarschrift gedateerd op 8 april 2021, maar de heffingsambtenaar ontving het pas op 27 juli 2021. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn is overschreden zonder geldige reden. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting verklaard dat hij het bezwaarschrift op tijd heeft verzonden, maar de rechtbank acht deze verklaring niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, waardoor de inhoudelijke beoordeling van het geschil niet aan de orde komt. Eiseres had ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de vertraging aan de handelswijze van de gemachtigde kan worden toegerekend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.