ECLI:NL:RBMNE:2024:2071
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 530.000, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiser, die de woning op 4 februari 2019 voor € 525.000 had gekocht, betwistte deze waarde en stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 499.000. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, waarbij het eigen aankoopcijfer als beste indicatie wordt beschouwd. Eiser's argumenten over parkeeroverlast en een andere gebruiksoppervlakte worden verworpen, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn.
Daarnaast verzoekt eiser om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeert dat de termijn niet is overschreden, mede door de handelswijze van de gemachtigde van eiser, die verantwoordelijk is voor de lange duur van de procedure. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.