Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
28 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 maart 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van Jeugdbescherming West, de gecertificeerde instelling (GI), die de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden wilde verlengen. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en woont op een bij de rechtbank bekend adres. De pleegmoeder, die de oma van [minderjarige] is, heeft ook een belangrijke rol in deze procedure.
De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden op 28 maart 2024, waarbij de moeder, haar advocaat, vertegenwoordigers van de GI en de pleegmoeder aanwezig waren. De kinderrechter heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder het verzoekschrift van de GI en een brief van de GI aan de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] goed ontwikkelt bij zijn pleegmoeder en dat er geen zorgen zijn over zijn gedrag of schoolgang. De moeder is recentelijk vrijgekomen uit detentie en werkt mee aan de hulpverlening.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om langere termijnen afgewogen tegen de positieve ontwikkelingen in de situatie van [minderjarige] en de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevraagde is afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.