In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in België, op 14 september 2023 beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De Belastingdienst heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van verzoekster € 218,75 bedragen, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan verzoekster vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.