ECLI:NL:RBMNE:2024:2201

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
utr 23/4959
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag traplift op basis van verhuizing naar ongeschikte woning

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die lijdt aan tetraplegie door Syringomyelie, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een traplift na haar verhuizing naar een eengezinswoning, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de argumenten van eiseres en de toepasselijke regelgeving. Eiseres stelde dat de verhuizing naar de nieuwe woning haar beperkingen niet opheft of vermindert, maar de rechtbank oordeelde dat de verhuizing van een geschikte woning naar een ongeschikte woning de noodzaak voor een traplift heeft gecreëerd. De rechtbank concludeerde dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen op grond van artikel 18, derde lid, aanhef en onder i, van de Verordening 2023, omdat de verhuizing niet bijdraagt aan het opheffen of verminderen van de beperkingen van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4959

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.E. Mussche),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,
het college
(gemachtigde: mr. N. van Rhijn ).

Inleiding

1. Eiseres is bekend met tetraplegie als gevolg van Syringomyelie (holtevorming in het ruggenmerg). Hierdoor heeft zij meerdere klachten waaronder pijnklachten, beperkte kracht in handen, armen en benen, een beperkt energieniveau en soms spastische trekken in haar voeten en benen.
1.1.
Eiseres is met haar echtgenoot op 19 juli 2021 verhuisd naar een eengezinswoning. Daarvoor woonden zij in een gelijkvloers appartement met een lift en woningaanpassingen.
1.2.
Op 17 november 2022 heeft de echtgenoot van eiseres contact opgenomen met het Sociale Dorpsteam omdat eiseres van de trap was gevallen en nu in de woonkamer slaapt. Op 30 november 2022 is een gesprek gevoerd met eiseres, haar echtgenoot en [consulent] , consulent van het Sociale Dorpsteam. Op 21 december 2022 heeft het college de aanvraag om een traplift ontvangen. Van deze aanvraag maakt het onderzoeksverslag van 1 december 2022 deel uit.
1.3.
Het college heeft op 2 februari 2023 de aanvraag om een traplift afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Op 4 september 2023 heeft het college, onder overneming van het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar ongegrond verklaard en de motivering aangevuld. Het college heeft de traplift afgewezen omdat eiseres is verhuisd van een geschikte woning waar zij geen traplift nodig had naar een ongeschikte woning waar geen traplift aanwezig is. Dat eiseres de traplift zelf niet kan betalen is volgens het college geen reden om deze voorziening vanuit de Wmo toe te kennen.
1.5.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.6.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Op 14 februari 2024 heeft eiseres aanvullende beroepsgronden ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. Op de zitting was ook de heer [echtgenoot] , echtgenoot van eiseres, aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het gaat in deze procedure om de vraag of het college de aanvraag om een traplift op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank beoordeelt deze vraag aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Het college mocht de aanvraag afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de standpunten van partijen?
4. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres is verhuisd van een geschikte woning naar een ongeschikte woning. Verder meent het college dat de verhuizing niet heeft bijgedragen aan het opheffen of verminderen van de beperkingen omdat eiseres in haar oude woning geen traplift nodig had en eiseres nu is verhuisd naar een woning waar een traplift wel nodig, maar niet aanwezig is.
5. Eiseres voert ‑ samengevat aan dat het stappenplan [1] niet correct is gevolgd omdat er geen deugdelijke medische beoordeling is gedaan. Niet duidelijk is wat de deskundigheid van de Wmoconsulent is die het onderzoeksrapport heeft opgesteld en bovendien heeft hij zowel het onderzoek gedaan als advies aan het college uitgebracht wat twee verschillende rollen zijn. Eiseres voert verder aan dat op basis van de onderzoeksgegevens niet kan worden vastgesteld dat de oude woning volledig geschikt was. Eiseres stelt dat de hoge huur niet de hoofdzaak van de verhuizing was maar de onmogelijkheid om in de oude woning een toiletdouche föhn te plaatsen (hierna: de toiletvoorziening). Tot slot voert eiseres aan dat zij graag bij de hoorzitting aanwezig had willen zijn maar dat zij de mail met daarin de uitnodiging niet heeft ontvangen.
Welke regelgeving is van toepassing in deze zaak?
6. Uit het bestreden besluit blijkt dat het college de afwijzing van de aanvraag om een traplift heeft gebaseerd op artikel 5.7, derde en vierde lid, van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020 (de beleidsregels 2020). Ook is in het bestreden besluit verwezen naar de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2020 (hierna: de Verordening 2020).
7. De hoofdregel is echter dat het recht moet worden toegepast zoals dat gold ten tijde van het beslissen op de aanvraag. [2] Op het moment dat het college op 2 februari 2023 een beslissing nam op de aanvraag waren niet de Verordening en de beleidsregels uit 2020 van toepassing maar die uit 2023. Het college heeft in het besluit van 2 februari 2023 overigens wel de Verordening en de beleidsregels uit 2023 genoemd en als grondslag van de afwijzing verwezen naar artikel 18, derde lid, aanhef en onder i en k, van de Verordening 2023.
8. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit dus een gebrek bevat omdat daarin een onjuiste grondslag is genoemd. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat eiseres door het noemen van de onjuiste afwijzingsgronden in het bestreden besluit niet in haar belangen is geschaad. De in artikel 5.7, derde en vierde lid van de beleidsregels uit 2020 genoemde afwijzingsgronden zijn immers dezelfde als de afwijzingsgronden genoemd in artikel 18, derde lid, aanhef en onder i en k, van de Verordening 2023.
9. In artikel 18, derde lid van de Verordening 2023 is bepaald dat geen woonvoorziening wordt verstrekt indien:
(…)
i. de verhuizing niet bijdraagt aan het opheffen of verminderen van de beperkingen;
(..)
k. cliënt verhuist vanuit een geschikte woning;
In de beleidsregels uit 2023 is in artikel 5.7, eerste lid, voor zover van belang, bepaald dat een aanvraag om een woonvoorziening conform artikel 18 lid 3 wordt afgewezen.
Heeft het college de aanvraag terecht afgewezen?
10. De rechtbank stelt vast dat gezien de klachten en beperkingen van eiseres de noodzaak van een traplift niet ter discussie staat. De beroepsgrond van eiseres dat het stappenplan van de CRvB niet op correcte wijze is gevolgd omdat het college geen deugdelijke medische beoordeling heeft uitgevoerd hoeft de rechtbank dan ook niet te bespreken.
11. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag om een traplift terecht op grond van artikel 18, derde lid, aanhef en onder i van de Verordening 2023 heeft afgewezen. In de vorige woning had zij namelijk geen traplift nodig en in de nieuwe woning wel. De nieuwe woning heft daarmee de beperkingen van eiseres niet op maar zorgt er juist voor dat er een probleem is ontstaan waar dit in de vorige woning niet het geval was. Nog los van de vraag of de oude woning (nog) passend was voor eiseres, is door de verhuizing van een gelijkvloerse woning naar een eengezinswoning met een trap, de noodzaak van een traplift ontstaan. Deze verhuizing heeft dus niet bijgedragen aan het opheffen of verminderen van de beperkingen die eiseres heeft bij traplopen. Een onderzoek naar de geschiktheid van de oude woning kan aan deze conclusie niet afdoen.
12. Bovendien heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de ongeschiktheid van de vorige woning door het niet kunnen plaatsen van de toiletvoorziening de voornaamste reden was voor de verhuizing. Uit de stukken blijkt immers dat de reden voor de verhuizing (ook) was gelegen in de hoge kosten van de vorige woning en dat eiseres en haar echtgenoot graag wilden verhuizen naar een seniorenwoning met een tuintje. [3] Het college heeft er ter zitting ook terecht op gewezen dat eiseres pas in beroep heeft aangevoerd dat het niet kunnen plaatsen van de toiletvoorziening de voornaamste reden was voor de verhuizing. In het bezwaarschrift van 24 februari 2023 schrijft eiseres immers dat de hoge kosten van het appartement de reden waren van de verhuizing naar de eengezinswoning. Verder is niet gebleken dat eiseres en haar echtgenoot na de mislukte poging om de toiletvoorziening te laten plaatsen, in de periode van 2017 tot de verhuizing in juli 2021 in overleg zijn getreden met het college over de toiletvoorziening en hebben onderzocht welke andere mogelijkheden er geweest waren.
13. De rechtbank heeft begrip voor de wens van eiseres en haar echtgenoot om goedkoper te wonen en te verhuizen naar een eengezinswoning met een tuin in een fijne wijk in Driebergen. Eiseres en haar echtgenoot hebben de beslissing om te verhuizen vanuit de gelijkvloerse woning naar een woning met trap echter zelf genomen en hebben voorafgaand aan deze verhuizing geen overleg gehad met de Wmoafdeling van de gemeente. Het college stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat de kosten van een traplift in deze situatie niet ten laste komen van de Wmo.
Heeft het college eiseres ten onrechte niet gehoord?
14. Eiseres voert verder aan dat zij graag bij de hoorzitting aanwezig had willen zijn maar dat zij de e-mail met daarin de uitnodiging niet heeft ontvangen. Als eiseres bij de hoorzitting aanwezig had kunnen zijn dan had zij daar zeker naar voren gebracht dat de reden van de verhuizing was gelegen in het feit dat in de oude woning geen toiletvoorziening kon worden geplaatst.
15. Niet in geschil is dat het college op 22 mei 2023 naar het e-mailadres [e-mailadres] een bericht heeft gestuurd met daarin de uitnodiging voor de hoorzitting op 5 juni 2023. Eiseres heeft haar stelling dat zij, althans haar echtgenoot, dit emailbericht niet heeft ontvangen niet aannemelijk gemaakt. Bovendien blijkt uit de stukken dat op 27 maart 2023 en op 14 april 2023 door N. van Rhijn , jurist bezwaar en beroep bij de gemeente, naar hetzelfde emailadres berichten zijn gestuurd, waarop in elk geval op 15 april 2023 is gereageerd door de heer [echtgenoot] . Hieruit blijkt dat eerder namens het college verzonden e-mailberichten de echtgenoot van eiseres wel hebben bereikt.
16. Uit het voorgaande volgt dat het college eiseres op correcte wijze heeft uitgenodigd voor de hoorzitting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college niet onzorgvuldig gehandeld door eiseres niet nogmaals uit te nodigen voor een hoorzitting. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook als eiseres al tijdens de hoorzitting had kunnen verklaren dat de toiletvoorziening de voornaamste aanleiding was voor de verhuizing, dit gelet op wat hiervoor onder 11 en 12 is overwogen, het college niet tot een ander standpunt hoefde te leiden.

Conclusie en gevolgen

17. De rechtbank komt tot de conclusie dat omdat de verhuizing naar de nieuwe woning de beperkingen van eiseres niet opheft of vermindert, het college de aanvraag om een traplift terecht op grond van artikel 18, derde lid, aanhef en onder i, van de Verordening 2023 heeft afgewezen. Deze afwijzingsgrond kan de afwijzing van de traplift zelfstandige dragen. De rechtbank zal daarom de afwijzingsgrond van artikel 18, derde lid, aanhef en onder k, van de Verordening 2023 niet beoordelen.
18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
2.Zie bv. overweging 4.2. van de uitspraak van de CRvB van 2 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2227
3.Zie de brief van de Hoogstraat van 2 januari 2017.