ECLI:NL:RBMNE:2024:2205

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/2843
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor een tweede bewonersparkeervergunning in Utrecht

In deze zaak heeft eiseres op 5 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een tweede bewonersparkeervergunning voor haar adres in Utrecht. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag op 13 februari 2023 afgewezen, omdat het adres van eiseres op de Adressenlijst uitsluiting parkeervergunningen staat. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar op 2 mei 2023 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 7 februari 2024 de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig, maar het college was afwezig. De rechtbank heeft beoordeeld of het college de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat de situatie van eiseres niet onder de overgangsregeling valt, omdat zij haar aanvraag na de deadline van 1 juli 2022 heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat de uitleg van eiseres over de overgangsregeling niet juist is en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van het beleid rechtvaardigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bevoegd was om het adres van eiseres op de Adressenlijst C te plaatsen, wat betekent dat zij geen recht heeft op een parkeervergunning. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het bestreden besluit van het college bevestigd. Eiseres heeft geen recht op een proceskostenvergoeding, omdat er geen aanleiding voor bestaat. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar uitgesproken op 5 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2843

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college
(gemachtigde: C. Ligthart).

Inleiding

Eiseres heeft op 5 februari 2023 een tweede bewonersparkeervergunning (parkeervergunning) aangevraagd voor het adres [adres] in [woonplaats] (aanvraagadres).
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 13 februari 2023 afgewezen, omdat eiseres op een adres woont waarvoor geen parkeervergunning wordt uitgegeven. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Het college heeft met het bestreden besluit van 2 mei 2023 op het bezwaar van eiseres beslist en is bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
Het college op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiseres deelgenomen. Het college is met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Het college heeft op 1 juli 2022 betaald parkeren ingevoerd in de wijk waar het aanvraagadres staat. Het aanvraagadres valt onder zone B1. Bewoners is bij de overgang naar betaald parkeren een overgangsregeling aangeboden waarmee zij eenmalig in aanmerking komen voor een eerste of tweede bewoners parkeervergunning. De aanvraag daarvoor kon aanvankelijk worden ingediend tot 9 juni 2022, maar de aanvraagperiode is later verlengd tot 1 juli 2022. Nadien, sinds 1 juli 2022, zijn de adressen op de [straat] opgenomen in de Adressenlijst uitsluiting parkeervergunningen(en) overzicht C (hierna: Adressenlijst C). De adressen die op de Adressenlijst C staan, zijn adressen die kunnen beschikken over een parkeervoorziening voor meerdere voertuigen en worden uitgesloten van de uitgifte van parkeervergunningen. Eiseres heeft op 5 februari 2023 een tweede bewonersparkeervergunning aangevraagd voor het aanvraagadres. Het college heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres is het niet eens met de afwijzing.
Regelgeving
2. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 5 februari 2023. Dat betekent dat de regelgeving van toepassing is die gold ten tijde van die aanvraag. Dat zijn de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2014 (Parkeerplaatsenverordening 2014
)en de Nadere regel uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen gemeente Utrecht (Nadere Beleidsregel).
3. Op grond van de Parkeerplaatsenverordening 2014 kan het college op schriftelijke aanvraag een parkeervergunning aan een bewoner verlenen. In de Nadere Beleidsregel zijn nadere regels gesteld voor het verlenen van parkeervergunningen. In artikel 3 van de Nadere Beleidsregel is een overgangsregeling opgenomen.
4. Voor de aanvraag van eiseres zijn artikel 6, vierde en vijfde lid, van de Nadere Beleidsregel van toepassing. Lid 4 bepaalt dat het college bij nieuwbouw en sloop/nieuwbouw en functiewijzigingen van gebouwen, waarvoor voor 1 april 2019 een omgevingsvergunning is uitgegeven, adressen kan aanwijzen waar bewoners en bedrijven niet in aanmerking komen voor een eerste of volgende parkeervergunning, en deze adressen plaatsen op de Adressenlijst uitsluiting parkeervergunning(en) als - voor zover hier relevant - a. bij deze adressen een gezamenlijke parkeervoorziening is gerealiseerd op eigen terrein, waar op grond van de Nota Parkeernormen voldoende ruimte is voor het parkeren van eerste en/of volgende auto’s (…). Lid 5 bepaalt dat er geen eerste of tweede parkeervergunning wordt verleend voor een adres dat op de Adressenlijst uitsluiting parkeervergunning(en) staat.
De beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen. De rechtbank maakt die beoordeling aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Heeft het college toepassing mogen geven aan de overgangsregeling en is deze juist toegepast?
6. De rechtbank volgt het college in het standpunt dat de situatie van eiseres niet valt onder de overgangsregeling omdat zij na 1 juli 2022 een aanvraag heeft ingediend. De overgangsregeling vindt zijn basis in artikel 3 van de Nadere Beleidsregel. De uitleg die eiseres geeft aan het wijkbericht van januari 2022 op grond waarvan zij meent nog rechten te kunnen ontlenen aan de overgangsregeling, volgt de rechtbank niet. Uit dit wijkbericht blijkt ook dat het gaat om een overgangsregeling waaraan wat betreft het indienen van een aanvraag een einddatum is verbonden. Dat er na 9 juni 2022 ook nog aanvragen konden worden ingediend en dat deze datum is genoemd om de rangorde op de wachtlijst te bepalen, betekent niet dat er voor het aanvragen van een parkeervergunning geen einddatum gold. Of er ten tijde van de aanvraag al of niet sprake was van een wachtlijst, is daarom niet relevant is. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres voert aan dat zij oneerlijk wordt behandeld, omdat zij ten tijde van de overgangsregeling niet over een auto beschikte en daarom geen gebruik kon maken van de overgangsregeling. Eiseres had net zoveel recht gehad op een tweede parkeervergunning als haar buren die gedurende de termijn van de overgangsregeling wel beschikte over een tweede auto. De bewoners die na de invoering van betaald parkeren in de wijk zijn komen wonen, hebben voorts een afweging kunnen maken over het betaald parkeren en of dit hen reden geeft om niet in de wijk te gaan wonen. Deze afweging heeft eiseres niet kunnen maken en ook om die reden is het volgens eiseres niet terecht dat zij niet valt onder de overgangsregeling.
8. Dat eiseres geen gebruik heeft kunnen maken van de overgangsregeling, omdat ze toen nog geen auto had, betekent niet dat eiseres oneerlijk wordt behandeld. Door de overgangsregeling zijn bewoners in staat gesteld om gedurende een in tijd beperkte periode een aanvraag parkeervergunning in te dienen. Dit in situaties waarin voor de inwerkingtreding van het betaald parkeren door het bezit van een (tweede) auto gebruik werd gemaakt van parkeerplekken. Zonder deze overgangsregeling zou deze groep door het betaald parkeren worden benadeeld, terwijl hun situatie voor en na de inwerkingtreding van het betaald parkeren ongewijzigd is gebleven. Omdat eiseres niet in het bezit was van een auto en dus ook geen gebruik maakte van een parkeerplek, ligt dit voor haar anders. De overgangstermijn voor het aanvragen van een tweede parkeervergunning is bewust alleen gecreëerd voor bewoners die op dat moment al een (tweede) auto hadden. Er is dus ook geen sprake van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Over het door eiseres genoemde verschil tussen bewoners die er voor de invoering van het betaald parkeren woonden en bewoners die nadien in de wijk zijn komen wonen, volgt de rechtbank het college dat eiseres bij aankoop van haar woning er niet van had kunnen uitgaan dat de regels over de openbare ruimte niet kunnen wijzigen. Het aangevoerde rechtvaardigt niet de conclusie dat het college geen toepassing had mogen geven aan de overgangsregeling zoals neergelegd in artikel 3 van de Nadere Beleidsregel omdat daarbij de belangen niet voldoende zijn afgewogen. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft het college terecht de parkeervergunning mogen weigeren omdat het adres is uitgesloten voor een parkeervergunning.
9. Eiseres voert aan dat in de [straat] slechts één parkeerplek per adres is toegekend door de verhuurder en dat dit dus voor alle adressen aan deze straat geldt. Anders dan het college stelt is het dus niet zo dat er in die straat huishoudens zijn die kunnen beschikken over parkeervoorzieningen voor meerdere voertuigen. In een situatie waarbij een overschot is aan parkeerplekken ziet eiseres zich door het betaald parkeren in een onmogelijke positie geplaatst. Zij heeft een tweede auto nodig voor haar werk waardoor zij nu hoge parkeerkosten moet betalen.
10. Niet in geschil is dat het college bevoegd was om het adres van eiseres op de Adressenlijst C te plaatsen, omdat dit adres valt binnen een parkeerrayon waarvoor een gezamenlijke parkeervoorziening is gerealiseerd op eigen terrein voor meerdere voertuigen. Met de plaatsing op deze adressenlijst is het adres van eiseres uitgesloten van een parkeervergunning. In het aangevoerde ziet de rechtbank geen aanleiding dat het college had moeten afzien van toepassing van de Nadere Beleidsregel.
11. Het minimumaantal te realiseren parkeerplaatsen is afhankelijk van de parkeernorm die geldt in een bepaald rayon. Het uitgangspunt is dat extra parkeerbehoefte niet mag worden afgewenteld op de openbare ruimte. Dit kan betekenen dat er niet per definitie voor alle huishoudens in een straat een parkeerplaats moet zijn gerealiseerd. Het kan dus zo zijn dat sommige huishoudens niet de beschikking hebben over een parkeerplaats en dat andere huishoudens wel over één of meerdere parkeerplaatsen beschikken. Dit hangt af van hoe de gezamenlijke parkeervoorziening op eigen terrein binnen een parkeerrayon wordt benut. Dat huishoudens in de straat van eiseres de beschikking hebben over één parkeerplaats, betekent dus niet dat het college de parkeervergunning niet heeft mogen weigeren. Het college kon daarbij toepassing geven aan de Nadere Beleidsregel. De beroepsgrond slaagt niet.
12. De gevolgen van het plaatsen van het adres van eiseres op de Adressenlijst en het weigeren van de parkeervergunning zijn voor eiseres nadelig. Zij heeft haar auto nodig voor haar werk en nu moet zij haar auto op afstand parkeren of anders wordt zij geconfronteerd met hoge parkeerkosten. De rechtbank overweegt dat deze nadelige gevolgen van de weigering van de parkeervergunning op grond van de Nadere Beleidsregel op zichzelf niet bijzonder zijn, maar een gevolg is die voor een ieder geldt die voor zijn werk een auto nodig heeft. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college had moeten afwijken van zijn beleidsregels. Dat in de straat van eiseres veel parkeerplekken onbezet zijn, heeft voor het college evenmin aanleiding hoeven vormen om alsnog een parkeervergunning te verstrekken, reeds omdat dit een algemene omstandigheid betreft die niet op de persoonlijke situatie van eiseres zelf ziet. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het bestreden besluit waarbij de bewonersparkeervergunning is geweigerd, kan stand houden. Het beroep is ongegrond
15. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2024.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.