ECLI:NL:RBMNE:2024:2238

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
10862306 \ MC EXPL 24-41
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de procedure op grond van artikel 29 Faillissementswet na faillissement gedaagde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 6 maart 2024 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V. De eiseres vorderde betaling van een huurachterstand van € 67.464,47, vermeerderd met wettelijke handelsrente, alsook een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de door gedaagde gehuurde bedrijfsruimte gevorderd.

Tijdens de procedure bleek dat de huurovereenkomst met machtiging van de rechtercommissaris was opgezegd en dat de gedaagde de bedrijfsruimte al had opgeleverd. Eiseres verzocht vervolgens om schorsing van de procedure op grond van artikel 29 van de Faillissementswet, wat de kantonrechter opmerkte. De kantonrechter constateerde dat het faillissement van gedaagde was uitgesproken op 30 januari 2024, met benoeming van mr. C.P.M. Kerkers tot curator. Hierdoor zijn de vorderingen van eiseres, die betrekking hebben op nakoming van een verbintenis uit de boedel, geschorst. Eiseres kan haar vorderingen nu aanmelden ter verificatie.

De kantonrechter heeft in zijn beslissing vastgesteld dat het geding is geschorst op grond van artikel 29 Fw, wat betekent dat de procedure niet verder zal worden voortgezet totdat de curator zich hierover heeft uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak met zaaknummer: 10862306 MC EXPL 24-41 JD/51246 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigden: mr. G.R.G. Driessen en mr. N. Braamburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.L.G.M. Verwiel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 december 2023 tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van voorlopige voorzieningen, met 15 producties;
- de e-mail van mr. C.P.M. Kerkers van 5 februari 2024;
- de e-mail van mr. Braamburg van 4 maart 2024.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
[eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 67.464,47 aan huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Verder vordert [eiseres] betaling van een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Bij dagvaarding heeft [eiseres] ook ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] gevorderd. Daarnaast heeft zij een (provisionele) vordering ingesteld tot ontruiming van de door [gedaagde] gehuurde bedrijfsruimte aan het adres [adres] in [vestigingsplaats 2] , op straffe van een dwangsom. Uit de e-mails van 5 februari 2024 en 4 maart 2024 begrijpt de kantonrechter dat de huurovereenkomst met machtiging van de rechtercommissaris is opgezegd en dat [gedaagde] de bedrijfsruimte reeds aan [eiseres] heeft opgeleverd. Bij e-mail van 4 maart 2024 verzoekt [eiseres] de zaak op grond van artikel 29 van de Faillissementswet (hierna: Fw) te schorsen. Hieruit begrijpt de kantonrechter dat [eiseres] de gevorderde ontbinding en de (provisionele) vordering tot ontruiming niet langer wenst te handhaven.
2.3.
Gebleken is dat bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 30 januari 2024, ten aanzien van [gedaagde] het faillissement is uitgesproken met benoeming van mr. C.P.M. Kerkers tot curator.
2.4.
De vorderingen van [eiseres] (tot betaling van de huurachterstand, de wettelijke handelsrente, de contractuele boete en de buitengerechtelijke incassokosten) hebben betrekking op nakoming van een verbintenis uit de boedel. Dat betekent dat het geding op grond van artikel 29 Fw wordt geschorst. [eiseres] kan haar vorderingen aanmelden ter verificatie.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verstaat dat het geding is geschorst op grond van artikel 29 Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.