Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek integraal af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak eerst een voorlopig oordeel of verzoekers belanghebbenden zijn in bezwaar. Alleen belanghebbendenkunnen bezwaar maken tegen een besluit.Als verzoekers geen belanghebbenden zijn, dan komt het college niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar van verzoekers. Het bezwaar van verzoekers zal in dat geval niet kunnen leiden tot herroeping van de omgevingsvergunning en dan is er ook nagenoeg geen ruimte voor de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Voor zover verzoekers wel belanghebbenden zijn, geeft de voorzieningenrechter vervolgens een voorlopig oordeel over de vraag of de omgevingsvergunning rechtmatig is of niet. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als de omgevingsvergunning zodanig gebrekkig is dat die in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. Ten slotte zal de voorzieningenrechter beoordelen of de belangen van verzoekers om de omgevingsvergunning te schorsen al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van het college en het COA om de omgevingsvergunning in stand te laten. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoekers.
Zijn verzoekers belanghebbende bij de omgevingsvergunning?
5. In beginsel zijn belanghebbend bij een besluit degenen die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van een activiteit die het besluit toestaat. Het criterium “gevolgen van enige betekenis” van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Diegene onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, moet worden gekeken naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Die factoren moeten zo nodig in onderlinge samenhang worden bekeken. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
6. Het perceel van de verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] grenst bijna direct aan het perceel waarop het […] staat. De percelen worden slechts van elkaar gescheiden door een […] . Deze verzoekers hebben vanaf hun perceel ook zicht op het perceel. Daarom zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval deze verzoekers belanghebbend bij de omgevingsvergunning. Dat de statushouders geen gebruik zullen maken van het gehele […] , dat de voorzieningen voor buitenrecreatie, zoals een pannakooi, aan de andere zijde van het perceel zullen worden gerealiseerd en de ontsluiting van het perceel ook aan de andere kant van het perceel van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ligt, maakt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening hierna inhoudelijk beoordelen.
7. De voorzieningenrechter constateert dat de andere verzoekers verder weg wonen van het perceel. In de bezwaarprocedure zal het college moeten beoordelen of de andere verzoekers ontvankelijk zijn in hun bezwaar.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
Afwijkingsbevoegdheid van het college
8. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing.
9. Partijen zijn het erover eens, en de voorzieningenrechter stelt ook vast, dat het gebruik van (een deel van) het perceel voor de opvang van 250 statushouders in strijd is met het voor het perceel geldende bestemmingsplan ‘ […] ’ (het bestemmingsplan). Bij de opvang van statushouders is namelijk geen sprake van de op grond van de regels van het bestemmingsplan vereiste ‘zorggerelateerde binding’.Het college heeft de omgevingsvergunning daarom verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2o, van de Wabo, in combinatie met artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (het Bor). Het college kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan alleen verlenen als het in het […] opvangen van 250 statushouders niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
10. De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan het college bij het nemen van de beslissing of hij wel of niet toepassing geeft aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toekomt. Daarbij moet het college alle betrokken belangen afwegen.
11. Het college verwijst in de motivering van de omgevingsvergunning naar de notitie ‘Onderbouwing ruimtelijke effecten’ van [adviesbureau] van 2 februari 2024 (de notitie van [adviesbureau] ). Volgens deze notitie leidt de opvang van 250 statushouders in een deel van het […] niet tot andere of nadeligere gevolgen voor de ruimtelijke ordening ten opzichte van het voormalig gebruik als […] . Negatieve ruimtelijke effecten vanwege verkeer, geluid en andere milieuthema’s zijn niet aan de orde. En omdat het COA niet het hele […] huurt en de algehele bezettingsgraad lager is dan in de toegestane situatie, zijn volgens de notitie van [adviesbureau] ook negatieve effecten op bijvoorbeeld externe veiligheid uitgesloten. Daarom is volgens het college sprake van een goede ruimtelijke ordening.
12. Verzoekers voeren aan dat het college in de omgevingsvergunning met een verwijzing naar de notitie van [adviesbureau] onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de opvang van dit aantal statushouders niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens verzoekers kleven de volgende gebreken aan deze notitie:
- objectieve gegevens/een berekening dat er inderdaad een afname zal zijn van het aantal vervoersbewegingen en dat wordt voorzien in voldoende fietsparkeerplaatsen ontbreken en daarbij is geen combinatie gemaakt met de overige huurders van het […] ;
- naast het geluid door verkeer dat van en naar de opvanglocatie zal rijden is door [adviesbureau] ten onrechte niet ingegaan op overige geluidsbronnen van het strijdig gebruik, zoals de buitenrecreatie, waaronder een pannakooi en een basketbalveld, die gevolgen kunnen hebben voor het woon- en leefklimaat van verzoekers.
- ten onrechte wordt in de motivering niet ingegaan op de ruimtelijke effecten van het gebruik van een deel van het […] door statushouders in combinatie met de andere functies in andere delen van het pand op de woon- en leefomgeving van verzoekers.
13. De voorzieningenrechter is het met verzoekers eens dat de motivering van de omgevingsvergunning op de door verzoekers aangegeven punten onvolledig is. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan dit motiveringsgebrek in de te nemen beslissing op bezwaar worden hersteld. Wat verzoekers hebben aangevoerd, geeft de voorzieningenrechter op dit moment geen aanknopingspunten te denken dat het opvangen van statushouders in het […] zodanig strijd zal opleveren met een goede ruimtelijke ordening dat het verlenen van een omgevingsvergunning voor strijdig planologisch gebruik voor de opvang van statushouders op voorhand onmogelijk zal zijn. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling de omgevingsvergunning wanneer de afwijking van het bestemmingsplan beperkt is, minder uitvoerig hoeft te worden gemotiveerd dan wanneer sprake zou zijn van een grote afwijking van het bestemmingsplan.Uit de aanvullende motivering kan wel volgen dat wijzigingen in het plan moeten worden aangebracht om strijd met een goede ruimtelijke ordening te voorkomen. Bijvoorbeeld omdat meer fietsparkeerplaatsen nodig zijn dan waarin nu is voorzien. Maar door het college is op de zitting toegelicht dat daarvoor voldoende ruimte is op het perceel. Of dat het om een goede kwaliteit van de woon- en leefomgeving van verzoekers te kunnen waarborgen nodig is om voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden. Dit zal het college in de heroverweging moeten beoordelen en zo nodig herstellen.
14. Verzoekers voeren verder aan dat de omgevingsvergunning onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de aanvraag niet is voorgelegd aan de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
15. De voorzieningenrechter overweegt dat voorlegging aan de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit voor zover dat is vereist in het kader van strijdig gebruik in bezwaar nog kan plaatsvinden en dus in de bezwaarfase zo nodig kan worden hersteld.
16. Verder vinden verzoekers dat het college heeft gehandeld in strijd met de beleidsregels Planologische Afwijkingen. In die beleidsregels staat ten aanzien van de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4, onderdeel 11, van Bijlage II bij het Bor dat van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of wordt meegewerkt aan afwijking. Die beoordeling is gemaakt in de notitie van [adviesbureau] . Die notitie kan volgens verzoekers niet dienen als onderbouwing dat sprake is van een bijzondere situatie, omdat niet alle aspecten die voor de beoordeling van belang zijn meegenomen.
17. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college dit zo nodig kan herstellen in de heroverweging met een aanvullende motivering.
18. Ten slotte voeren verzoekers aan dat uit de omgevingsvergunning niet blijkt dat het college alle daarbij betrokken belangen tegen elkaar heeft afgewogen.
19. Ook hier is de voorzieningenrechter het mee eens, in die zin dat het college de belangenafweging niet inzichtelijk heeft gemaakt in de omgevingsvergunning. Uit de bij het verweerschrift gevoegde tijdlijn van de communicatie met inwoners en de op de door het college op de zitting gegeven toelichting blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter wel dat het college bij het nemen van het besluit op de aanvraag de belangen van verzoekers heeft betrokken. Zo heeft het college bijvoorbeeld de wijziging doorgevoerd dat in het […] geen asielzoekers, maar alleen statushouders door het COA mogen worden opgevangen. Het college zal de belangenafweging inzichtelijk moeten maken, waarbij ook moet worden aangegeven welke belangen van verzoekers zijn meegewogen en welk gewicht daaraan wordt toegekend ten opzichte van de andere mee te wegen belangen. Het motiveringsgebrek aan de omgevingsvergunning kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de beslissing op bezwaar worden geheeld.
20. Op de zitting hebben verzoekers toegelicht dat hun bezwaargrond over het ontbreken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen door de voorzieningenrechter als achtergrondinformatie kan worden beschouwd. Zij verwachten van de voorzieningenrechter hierover geen oordeel. Het ontbreken van een omgevingsvergunning voor bouwen is volgens hen namelijk onvoldoende reden om de omgevingsvergunning te schorsen. In de beslissing op bezwaar zal het college wel een beslissing over deze bezwaargrond moeten nemen.
21. De conclusie van het voorgaande is dat er gebreken kleven aan de omgevingsvergunning, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college mogelijkheden om deze gebreken in de beslissing op bezwaar te kunnen herstellen. Tegen deze achtergrond weegt de voorzieningenrechter de belangen van partijen bij het al dan wel of niet schorsen van de omgevingsvergunning in afwachting op de beslissing op bezwaar.
Belangenafweging door de voorzieningenrechter
22. De voorzieningenrechter weegt de belangen van het college en het COA bij de mogelijkheid om tijdelijk 250 statushouders op te vangen in het […] in dit geval zwaarder dan de belangen van verzoekers bij het geheel schorsen van de omgevingsvergunning of bij een lager aantal van maximaal 70 opvangplaatsen tot naar verwachting medio juni 2024 op hun bezwaar is beslist.
23. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat er een groot maatschappelijk belang is bij het tijdelijk buiten asielzoekerscentra kunnen opvangen van statushouders tot voor hen geschikte woningen beschikbaar komen, zodat in de asielzoekerscentra voldoende plaatsen beschikbaar komen voor asielzoekers. Zoals het college in het verweerschrift ook heeft toegelicht, is de vraag naar opvanglocaties groot en de nood bij het COA hoog. De voorzieningenrechter kan volgen dat het college vanuit die wetenschap graag zijn steentje bijdraagt aan de landelijke noodvraag aan alle gemeenten en met de omgevingsvergunning tijdelijk een aandeel wil leveren aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle gemeenten in Nederland. Het staat het college vrij om daarbij tijdelijk meer opvangplaatsen ter beschikking te stellen dan de wettelijke taakstelling van hem vereist.
24. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat op het perceel op grond van het bestemmingsplan planologisch nu al veel activiteiten zijn toegestaan die een bepaalde mate van impact hebben op het woon- en leefklimaat van verzoekers. Daarbij komt nog dat de opvang tijdelijk is. Uiteindelijk zal het perceel worden herontwikkeld tot wonen. Deze herontwikkeling komt door de tijdelijke opvang van statushouders in het […] tot 1 juli 2026 niet in het gedrang.
25. Ten slotte weegt de voorzieningenrechter mee dat de opvang voornamelijk aan de zuidwestzijde van het perceel – dat is de zijde van het perceel die het verst is verwijderd van de woning(en) van verzoekers – zal plaatsvinden. Hierdoor acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de ruimtelijke gevolgen ten opzichte van wat planologisch is toegestaan, voor verzoekers beperkt zullen blijven. Dit zal – zoals aangeven onder 13 – in de te nemen beslissing op bezwaar door het college nog wel nader gemotiveerd moeten worden.