Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Inleiding
re-integratie-inspanningen heeft verricht. Daardoor is 22 maart 2022 het moment van einde wachttijd geworden.
Overwegingen
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
21 februari 2021 blijkt dat bij eiser sprake is van migraine. In deze brief heeft de neuroloog namelijk verwoord dat de klachten van eiser bij migraine passen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is hier volgens eiser aan voorbij gegaan door in het rapport van 8 januari 2024 te concluderen dat bij eiser sprake is van spanningshoofdpijn met een medicatie-afhankelijke component.
21 februari 2021 migraine niet als diagnose wordt genoemd. Migraine wordt in een latere brief van de neuroloog van 21 november 2021 waar eiser ook op heeft gewezen, helemaal niet genoemd. In deze laatste brief heeft de neuroloog geconcludeerd dat sprake is van spanningshoofdpijn met een medicatie-afhankelijke component. Verder wordt in geen van de andere medische stukken in het dossier de diagnose migraine vermeld. Deze diagnose wordt door eiser niet medisch geobjectiveerd. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben de medische informatie bestudeerd en hebben daaruit niet de conclusie getrokken dat bij eiser sprake is van migraine of cluster hoofdpijn, maar van spanningshoofdpijn met een medicatie-afhankelijke component. Op grond hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een vertaalslag gemaakt naar de medische beperkingen van eiser. Stress kan spanningshoofdpijn verergeren. Door een beperking aan te nemen op het werk zonder (veel) stress, kan worden voorkomen dat de spanningshoofdpijn erger wordt. Een dergelijke beperking is ook in de FML aangenomen, aldus het Uwv.
medicatie-afhankelijke component, er verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen, waaronder een urenbeperking. Eiser verwijst daarvoor naar de richtlijnen van het Nederlands Huisartsen Genootschap over hoofdpijn waarin wordt vermeld dat spanningshoofdpijn chronisch is en een hoge ziektelast geeft waarbij betrokkenen problemen kunnen hebben in de werksfeer en in sociale contacten.
medicatie-afhankelijke component is gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in verband hiermee beperkingen aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom deze beperkingen passend zijn voor eiser. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de spanningshoofdpijn van eiser dusdanig ernstig is dat op grond daarvan verdergaande beperkingen zouden moeten worden aangenomen. Er is in de FML voldoende rekening gehouden met de hoofdpijnklachten van eiser. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.